Categorie: Arbeidsrecht

Wij zijn op zoek naar gemotiveerde en enthousiaste studenten rechten of rechtspraktijk die ons team van advocaten tijdelijk kunnen ondersteunen en versterken bij het onthaal en telefonie van ons kantoor.

Dit biedt je de gelegenheid om kennis te maken met het reilen en zeilen van een advocatenkantoor.

Wij bieden je een zeer dynamische werkplek waar collegialiteit en teamspirit hoog in het vaandel worden gedragen.

Contacteer ons voor meer informatie op
03 216 70 70 of
[email protected]

#werk #vacature #job #hiring #werkwerkwerk #student #studentrechten #rechtspraktijken #advocatenkantoor #dictaat #klantvriendelijk #fulltime #interim #ikzoekwerk #werken #antwerpen #wilrijk #antwerpenzuid #nieuwzuid #provincieantwerpen

Goed nieuws voor (bijna) ALLE werknemers die zich regelmatig verplaatsen tussen hun woonplaats en de plaats van hun tewerkstelling sinds 1 mei 2023.

Heden komen van alle werknemers die op minder dan 5 kilometer afstand van hun werk wonen, nog 55 procent met de auto. Van alle werknemers, arbeiders en bedienden, komt maar 11 procent met de fiets naar het werk. Met deze nieuwe veralgemening van de fietsvergoeding wordt gehoopt hier verandering in te brengen.[1]

Met CAO nr. 164 hebben (bijna) alle werknemers recht op een algemene fietsvergoeding sinds 1 mei 2023. De rest verwerft dit recht vanaf 1 januari 2024.

Dit wil zeggen dat voor werknemers die nog niet onder het toepassingsgebied van een andere CAO over de fietsvergoeding vielen, er nu dus ook een fietsvergoeding dient voorzien te worden.

De toekenning wordt geplafonneerd op een afstand van maximum 20 kilometer per traject met een basisvergoeding voor 2023 van 0,27 euro per met de fiets afgelegde kilometer.[2] Deze vergoeding is vrijgesteld van sociale en fiscale bijdragen. Dit wil dus zeggen dat indien iemand die op 20 kilometer of verder van zijn werk woont, meer dan 200 euro per maand netto kan krijgen via deze fietsvergoeding. (40 kilometer per werkdag x 0,27 euro).

Belangrijk is wel dat het correcte vervoersmiddel wordt gebruikt. Zo geldt deze vergoeding enkel voor het vervoer via de fiets. Hieronder wordt verstaan: een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel of een speed pedelec indien ze elektrisch worden aangedreven. Onder rijwiel wordt verstaan: elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler.  Indien iemand met te voet naar zijn werk zou gaan, zal deze vergoeding daarvoor dus niet in aanmerking komen.[3]

Opgelet: enkel voor werknemers die onder Paritair Comité 335 voor de dienstverlening aan en de ondersteuning van het bedrijfsleven en de zelfstandigen vallen, zal deze nieuwe regeling pas gelden vanaf 1 januari 2024. Dit Paritair Comité is bevoegd voor de werknemers in het algemeen en hun werkgevers en dit voor de organisaties waarvan de activiteiten rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn met het bedrijfsleven of de zelfstandigen, die tot doel hebben diensten en ondersteuning te verlenen, zonder de bedoeling daarmee winst te maken. Een paar voorbeelden hiervan zijn:[4]

  • Kinderbijslagfondsen, sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen;
  • Onderzoeksinstellingen met betrekking tot wetenschap en economie.

Conclusie

Vanaf 1 mei 2023 heeft (bijna) iedereen die zich met de fiets naar zijn werk verplaatst, recht om een fietsvergoeding. Indien u de keuze zou hebben tussen de voeten en de fiets, kan het dus zeker lonen om uw tweewieler van onder het stof te halen.

Indien u na het lezen van deze korte newsflash vragen hebt, staat het team van STUDIO|LEGALE advocaten steeds tot uwer beschikking.

Juridische bronnen:

  • CAO 164 van 24 januari 2023 betreffende de tegemoetkoming van de werkgever voor de verplaatsingen per fiets van de werknemer tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling.
  • , CATTOIR, A., TRUYERS, “Veranderingen in het landschap van de paritaire comités – Vervanging van het paritair comité nr. 218 door paritair comité nr. 200 per 1 april 2015, Or. 2015, afl. 4, 74-83.

Media bronnen:

[1]R., ARNOUDT, “Vanaf mei heeft iedereen recht op een fietsvergoeding”, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/01/24/vanaf-mei-2023-heeft-iedereen-recht-op-een-fietsvergoeding/.; T., ROSSEEL, “Fietsvergoeding voor iedereen in de privé vanaf 1 mei: hoeveel precies? En Krijg je die ook als je met de step of te voet naar je werk gaat?, https://www.hln.be/geld/fietsvergoeding-voor-iedereen-in-de-prive-vanaf-1-mei-hoeveel-precies-en-krijg-je-die-ook-als-je-met-de-step-of-te-voet-naar-je-werk-gaat~a7be90ef/; S., VERSCHUEREN, “Fietsvergoeding binnenkort verplicht voor elke werknemer”, https://www.tijd.be/netto/analyse/werk/fietsvergoeding-binnenkort-verplicht-voor-elke-werknemer/10462787.html.

[2] Art5 en 6 collectieve arbeidsovereenkomst 164 van 24 januari 2023 betreffende de tegemoetkoming van de werkgever voor de verplaatsingen per fiets van de werknemer tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling.

[3] Art. 3 collectieve arbeidsovereenkomst 164 van 24 januari 2023 betreffende de tegemoetkoming van de werkgever voor de verplaatsingen per fiets van de werknemer tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling.

[4] CATTOIR, H., TRUYERS, A., “Veranderingen in het landschap van e paritaire comités – Vervanging van het paritair comité nr. 218 door paritair comité nr. 200 per 1 april 2015, Or. 2015, afl. 4, 74-83.

Diverse media berichtten over een strafklacht tegen ING België.[1] De kredietinstelling zou het e-mailverkeer van zo’n 2.000 werknemers hebben gecontroleerd. Dit roept de vraag op of men als werkgever überhaupt het e-mailverkeer van werknemers mag controleren. Mag dit of gelden er specifieke voorwaarden? Wij zochten het voor u uit.

Privacyrecht vs. controlerecht

Het recht op privacy is een grondrecht waardoor het de werkgever principieel niet toegestaan is om uw e-mailverkeer te controleren. Inbreuken hierop zijn m.a.w. strafbaar. Maar op het principieel verbod gelden weliswaar enkele uitzonderingen waardoor in uitzonderlijke omstandigheden en onder strikte voorwaarden het de werkgever wel toegelaten is om de e-mails van haar werknemers te checken. De werkgever beschikt van zijn kant namelijk over een controlerecht en het zijn deze twee principes die in de praktijk steeds in de weegschaal moeten worden gelegd om een juiste inschatting te maken over de toelaatbaarheid om het e-mailverkeer van de werknemer na te gaan.

Werkgevers kunnen verschillende redenen hebben om e-mailverkeer te controleren, zoals het handhaven van de bedrijfsbeleidsregels, het beschermen van bedrijfsinformatie, het voorkomen van ongepast gedrag of het voldoen aan wettelijke verplichtingen.

Wat zegt de Gegevensbeschermingsautoriteit?[2]

De Gegevensbeschermingsautoriteit (hierna: GBA) is het onafhankelijke toezichtsorgaan dat toezicht houdt op alles wat te maken heeft met de verwerking van persoonsgegevens onder de GDPR en kan aanzien worden als de privacy waakhond van België.

Samengevat hebben werkgevers volgens de GBA in beginsel het recht om toezicht te houden op de elektronische communicatie die werknemers verrichten met de middelen die hen voor hun werk ter beschikking zijn gesteld. Dit onder voorwaarde dat bepaalde principes zoals het recht op privacy en vertrouwelijkheid van de correspondentie worden gewaarborgd. Om de privacy van de werknemer te beschermen, moet de werkgever rekening houden met de volgende basisprincipes:

  • Finaliteitsbeginsel

De werkgever moet steeds een rechtmatig doel nastreven zoals bijvoorbeeld de opvolging van de professionele correspondentie met cliënteel. Een werkgever mag dus niet uit nieuwsgierigheid controles uitvoeren, mar wel om de belangen van het bedrijf te vrijwaren.

  • Evenredigheidsbeginsel

Ten tweede moet de werkgever de controle beperken tot het strikt noodzakelijke. De controle moet noodzakelijk zijn om die doelstelling te bereiken. Als een e-mail bestemd is voor de personeelsdienst, is het niet de bedoeling dat andere afdelingen deze e-mail kunnen lezen. Dit betekent dat de gegevensverzameling in principe globaal moet blijven en dat individualisering (dus de identificatie van een specifieke werknemer) in principe niet is toegestaan. De werkgever mag daarbij geen toegang hebben tot persoonlijke e-mails van de werknemer, tenzij de werknemer deze gebruikt voor zakelijke doeleinden.

  • Transparantiebeginsel

Ten slotte moet de werknemer op de hoogte worden gebracht van een eventuele elektronische controle en van de wijze waarop deze wordt uitgevoerd. De GBA beveelt aan deze informatie te verspreiden via het arbeidsreglement, maar een transparant ICT-beleid, een specifieke bepaling in de individuele arbeidsovereenkomst of een cao behoren ook tot de mogelijkheden. Een werkgever mag nooit achter de rug van zijn medewerkers controles uitvoeren.

Wat zegt de GDPR[3]?

Overeenkomstig artikel 6 van de General Data Protection Regulation (hierna: GDPR) dient elke verwerking van persoonsgegevens te steunen op een rechtmatigheidsgrond. Het wettelijk recht van de werkgever om gezag uit te oefenen, kan een rechtmatigheidsgrond zijn voor de werkgever om elektronisch toezicht uit te oefenen op internet en e-mailverkeer van haar werknemers. De toestemming van de werknemer kan volgens de GBA dan weer niet als wettelijke basis dienen aangezien de werknemer zich noodzakelijkerwijs in een ondergeschikte positie bevindt ten opzichte van zijn werkgever, en dus geen toestemming kan geven uit vrije wil.

CAO nr. 81[4]

Het doel van deze CAO nr. 81 is ervoor te zorgen dat de privacy van de werknemer wordt gerespecteerd wanneer de werkgever gegevens van de elektronische netwerkcommunicatie verzamelt om die te controleren en omvat de drie grondbeginselen van de privacywetgeving, zoals hierboven besproken, het finaliteits-, evenredigheids- en transparantiebeginsel.

Daarnaast speelt nog het principe van individualisering, dat stelt dat de controle van de werkgever normaal gesproken alleen kan op een globale en niet op een individuele manier. In bepaalde gevallen kan de werkgever echter controles uitvoeren bij een bepaalde werknemer, namelijk:

  • Preventie van illegale of lasterlijke feiten, feiten in strijd met de goede zeden of feiten die de waardigheid van anderen kunnen aantasten;

  • Bescherming van de economische, commerciële en financiële belangen van de onderneming waaraan een vertrouwelijkheidsaspect is verbonden;

  • Veiligheid en/of de goede technische werking van de netwerkcomputersystemen van de onderneming en de fysieke bescherming van de installaties van de onderneming.

Conclusie

De regeling die de werkgever in staat stelt legaal toegang te krijgen tot de elektronische communicatie van zijn werknemer is vatbaar voor interpretatie. Het recht op privacy van de werknemer en het recht op controle van de werkgever dienen telkens tegen elkaar te worden afgewogen. Volgens de GBA heeft de werkgever onder bepaalde voorwaarden het recht om toezicht te houden op de elektronische communicatie van haar werknemers. Hierbij dienen het finaliteits-, evenredigheids-, en transparantiebeginsel steeds in acht te worden genomen.

Het is raadzaam om specifiek juridisch advies in te winnen bij een professional op het gebied van privacyrecht om te begrijpen hoe de regels specifiek van toepassing zijn op uw situatie. Studio Legale Advocaten beschikt over drie erkende DPO’s die gespecialiseerd zijn in het privacyrecht en u hierbij kunnen begeleiden.

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected] of 03 216 70 70.

Juridische bronnen:

  • VERORDENING (EU) 2016/679 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);

  • Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 81 van 26 april 2002 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de controle op elektronische onlinecommunicatiegegevens.

Media links:

[1]https://www.tijd.be/ondernemen/banken/strafklacht-tegen-ing-en-toplui-voor-inkijken-e-mails-personeel/10460323.html

[2]https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/burger/thema-s/privacy-op-de-werkplek/toezicht-van-de-werkgever/elektronisch-toezicht-op-internet-en-e-mail

[3] VERORDENING (EU) 2016/679 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

[4] Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 81 van 26 april 2002 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de controle op elektronische onlinecommunicatiegegevens.

In november 2022 werd door de federale regering afgeklopt op een arbeidsdeal[1]. Het betreft een pakket van maatregelen met de bedoeling om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen en vooral te houden.

Één van de maatregelen opgenomen in de arbeidsdeal, is het zogenaamde recht op deconnectie. Dit houdt in dat een werknemer het recht heeft om niet bereikbaar te zijn buiten de arbeidsuren. In de praktijk zien we immers maar al te vaak dat werknemers ook buiten de uren digitale communicatie zoals mails, telefoons, whatsapp berichten etc. ontvangen. Hierdoor ontstaat er een cultuur van ‘permanente connectie’ met het werk. Met het invoeren van een recht op deconnectie hoopt de overheid om een betere work-life balance mogelijk te maken en zo overmatige stress en druk met burn-outs tot gevolg, te vermijden.

De maatregel verplicht ondernemingen met 20 werknemers of meer om afspraken te maken over het recht op deconnectie. Volgende zaken moeten minstens geregeld worden:

  • Praktische modaliteiten om het recht op deconnectie toe te passen door de werknemer: denk aan afspraken over het niet beantwoorden van mails of telefoons binnen bepaalde tijdsblokken, het uitschakelen van de server na een bepaald uur, het aanzetten van een afwezigheids-of doorverwijzingsbericht na een bepaald uur etc.;
  • Richtlijnen voor het gebruik van digitale hulpmiddelen zodat de rusttijden, vakantie en het privéleven van de werknemer gewaarborgd blijven;
  • Vormings- en sensibiliseringsacties voor zowel werknemers als leidinggevenden m.b.t. het verstandig gebruik van digitale hulpmiddelen en de risico’s verbonden aan een overmatige connectie.

De afspraken kunnen worden vastgelegd in een CAO op ondernemingsniveau (die moet worden neergelegd op de griffie van de FOD WASO) dan wel in het arbeidsreglement. Wanneer binnen de sector een algemeen verbindend verklaarde CAO wordt afgesloten over het recht op deconnectie, dan vervalt de verplichting op ondernemingsniveau.

De deadline voor het opstellen van afspraken rond het recht op deconnectie, verstreek eigenlijk op 1 januari 2023. De FOD WASO heeft echter een uitstel toegekend van 3 maanden. De ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de verplichting vallen, moesten dus uiterlijk 1 april 2023 de nodige afspraken vastleggen in een onderneming CAO dan wel in hun arbeidsreglement.

In de praktijk blijkt echter dat vele ondernemingen nog niet in regel zijn. Zo blijkt uit een studie van Acerta dat op meer dan 500 ondernemingen, 15% nog geen concrete afspraken heeft vastgelegd. De ondernemingen die wel al stappen hebben ondernomen om het recht op deconnectie in te voeren, hebben vaak nog geen richtlijnen over het gebruik van digitale hulpmiddelen.[2] Dit laatste is nochtans in onze huidige maatschappij één van de grootste stress veroorzakers.

Het is uiteraard van belang voor ondernemingen om hun schouders te zetten onder het uitwerken van een concreet en sterk deconnectiebeleid, gezien de grote impact ervan op de gezondheid van hun werknemers en om zo (langdurige) ziekte-uitval te vermijden.

Tegelijkertijd is het een grote uitdaging voor de ondernemingen die onder het toepassingsgebied vallen. Deconnectie zou immers ten koste kunnen gaan van flexibiliteit, iets wat in een post corona tijdperk met veel thuiswerkers ook van groot belang is voor een onderneming… Professor arbeidsgeneeskunde Lode Godderis pleit dan ook niet zozeer voor een strikt deconnectiebeleid, maar eerder voor het maken van duidelijke afspraken over iemand beschikbaarheid buiten de werkuren.[3]

Of het recht op deconnectie effectief een invloed zal hebben op het verminderen van langdurige uitval op de arbeidsmarkt, zal de toekomst moeten uitwijzen.

Wenst u meer informatie over dit onderwerp? Contacteer ons gerust via [email protected] of [email protected] of op het nummer 03 216 70 70.

 

[1] Wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen.

[2] https://www.acerta.be/nl/insights/blog/werkgevers/recht-op-deconnectie-1-op-7-bedrijven-is-nog-niet-klaar?utm_source=socialseeder&utm_medium=link&utm_campaign=recht-op-deconnectie

[3] De Standaard (weekend), zaterdag 27, zondag 28, maandag 29 mei 2023

In het najaar van 2022 kregen onze bekendste influencers een boodschap in de bus van de federale overheidsdienst Economie. Zij die geld verdienen  met online reclame moeten adres en ondernemingsnummer vermelden op hun sociaal-mediakanaal. Een maatregel die heel wat stof deed opwaaien in influencerland. Ook moeten zij de bepalingen over reclame uit het Wetboek economisch recht (WER) strikt naleven.

Iedereen die online reclame maakt en hiermee geld verdient, moet zijn of haar adres en ondernemingsnummer vermelden op hun profielen en sociale mediakanalen. Een van de verplichtingen die tot stand is gekomen als gevolg van Europese richtlijnen[1] die influencers voortaan verplicht om een aantal concrete richtlijnen te volgen. Maar de maatregel kan bij de influencers zelf op weinig begrip rekenen. Zo lieten verschillende influcencers, zoals Acid – onze bekendste vlogger van Vlaanderen – al weten hun adres niet te zullen vermelden. De regelgeving staat dan ook op gespannen voet met de eerbiediging van het privéleven, klinkt het.

 

Net zoals de traditionele celebrities, beschikken influcencers over een rijke achterban aan digitale volgers. Door het verplicht vermelden van hun maatschappelijke zetel (lees: woonplaats) zullen er ongetwijfeld fans zijn die hun idool graag een bezoekje willen brengen. Iets wat de influencers terecht te allen tijde willen vermijden. Zo deelde cartoonist lecctr nog het volgende mee op zijn twitteraccount:

Begrip

Een influencer wordt over het algemeen beschreven als een natuurlijke persoon of virtuele entiteit met een groter dan gemiddeld bereik op een desbetreffend platform.[2] Wanneer u als contentcreator op regelmatige basis reclameberichten publiceert voor merken, oefent u een zelfstandige beroepsactiviteit uit en beschouwt de wetgever u als een onderneming in de zin van het Wetboek van economisch recht.

Dat heeft als gevolg dat u uw ondernemingsgegevens zoals ondernemingsnummer, adres en e-mailadres op uw sociale mediapagina’s en website(s) moet toevoegen. Doet u die registratie niet, dan is er sprake van een inbreuk op het WER en kan de influcencer een boete oplopen van maar liefst € 80.000,00. Uw werk wordt dan beschouwd als sluikwerk, hetgeen verboden en strafbaar is.[3]

Zo bepaalt artikel XII.6. WER het volgende:

 “Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften zorgt elke dienstverlener van de informatiemaatschappij ervoor dat de afnemers van de dienst en de bevoegde autoriteiten gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegang krijgen tenminste tot de volgende informatie :

  1° zijn naam of handelsnaam;

  2° het geografische adres waar de dienstverlener is gevestigd;

  3° nadere gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronisch postadres;

  4° desgevallend het ondernemingsnummer;

(…)”

Reclame[4]

Vaak is niet meteen duidelijk wanneer een influencer een commerciële boodschap verspreidt waarvoor hij een vergoeding/voordeel ontvangt. Om dit op te vangen bepaalt de wet voortaan dat reclame altijd als reclame herkenbaar moet zijn zodat hierover een grote mate van transparantie heerst naar de consument toe. Het moet voor het doelpubliek in één oogopslag duidelijk zijn dat er reclame wordt gemaakt voor een bepaald product of dienst. Dit kan u bijvoorbeeld doen door bepaalde tags als ‘reclame’, ‘publiciteit’, ‘advertentie’ of ‘gesponsord’ toe te voegen aan een bepaald bericht.

Is een bericht niet duidelijk herkenbaar als reclame, dan wordt dat als misleidend beschouwd.

Zo bepaalt artikel VI. 94. WER:

“Zijn oneerlijk, de handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten die :

  1° misleidend zijn in de zin van de artikelen VI.97 tot en met VI.100, of

  (…)”

  Art. VI.97. WER bepaalt vervolgens dat:

“Als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie en derhalve op onwaarheden berust of, zelfs als de informatie feitelijk correct is, de gemiddelde consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen ten aanzien van een of meer van de volgende elementen, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen:

(…)”

Als influencer of contentcreator dient u dus steeds goed op te letten dat u bij het posten van bepaalde berichten waarin reclame verscholen zit, u dit steeds zo transparant mogelijk communiceert. Indien u een bepaald product, dienst of merk op de voorgrond plaatst en u hiervoor van de onderneming achter het merk een voordeel ontvangt, dan maakt u reclame. Dit is dus ook het geval indien u bijvoorbeeld een kortingscode ontvangt van een merk en deze deelt met uw volgers of dat u bepaalde producten van een merk weggeeft in het kader van een wedstrijd.

Besluit

In Nederland woedde recentelijk nog eenzelfde discussie over het feit of influencers hun woonplaats geheim mogen houden. Hierbij werd in samenspraak met de Nederlandse influencers en contentcreators beslist dat het vermelden van een contactmogelijkheid, zoals bijvoorbeeld een e-mailadres, voldoende is.

Voormalig Staatssecretaris voor Consumentenbescherming Eva de Bleeker (Open Vld) toonde begrip voor de opschudding en pleitte voor een vereniging van de sector zodat op die manier een gedeelde fysieke locatie gebruikt kan worden als werkplek. Op die manier blijven de influencers onder de wettelijke verplichtingen vallen, maar hoeven zij niet hun persoonlijk adres te vermelden. Voorlopig werd er in samenspraak met de Economische Inspectie beslist dat influencers hun privéadres niet moeten delen op hun profielen. Zij zullen zich binnenkort kunnen registreren bij de Federatie van Webbedrijven FeWeb of BeCommerce, dat webshops vertegenwoordigt. Zij openen bedrijvencentra waarop influencers zich kunnen vestigen. Op die manier zou het voldoende zijn om enkel dat adres te delen op hun profielen.

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected] of 03 216 70 70.

 

Juridische bronnen:

  • MEDEDELING VAN DE COMMISSIE, Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, p. 97.
  • RICHTLIJN 2000/31/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”)
  • Wetboek Economisch recht

Media links:

[1] Zie artikel 5 RICHTLIJN 2000/31/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”)

[2] MEDEDELING VAN DE COMMISSIE, Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, p. 97.

[3] https://economie.fgov.be/nl/themas/verkoop/reclame/u-bent-contentcreator

[4] https://economie.fgov.be/nl/themas/verkoop/reclame/u-bent-contentcreator

In onze vorige bijdrage[1] kon u al lezen over het jarenlange conflict tussen de Brusselse taxifederatie en het bedrijf Uber. Toen werd er door de Brusselse regering een tijdelijke regeling uitgewerkt met het oog op een latere definitieve Brusselse taxihervorming. Intussen heeft het Brusselse parlement – na meer dan 27 jaar – de nieuwe taxi-ordonnantie[2] goedgekeurd.

De nieuwe taxi-ordonnantie vervangt dus de tijdelijke oplossing van de Brussel regering die het mogelijk maakte dat de uitbaters-chauffeurs van de VVC-sector (verhuur van voertuigen met chauffeur), bijvoorbeeld Uber-bestuurders, hun werk in het Brussels Gewest konden hervatten binnen een juridisch kader. Dat was nodig na een uitspraak van het Brusselse hof van beroep waardoor de VVC-chauffeurs niet meer konden werken.[3]

De nieuwe ordonnantie moet de weg effenen naar een nieuwe dynamiek voor het Brusselse personenvervoer met het oog op een betere mobiliteit, klinkt het bij minister-president Rudi Vervoort.[4] Een broodnodige vernieuwing, aangepast aan de hedendaagse uitdagingen van de taxidienst en onderwerp van een lange politieke discussie. Ook de twee uitvoeringsbesluiten[5] werden na advies van de Raad van State definitief bekrachtigd en traden op 21 oktober 2022 in werking.

Eengemaakte taxisector

Finaal wordt er een eengemaakte taxisector gecreëerd met een gemeenschappelijk basisstatuut voor de standplaatstaxi’s en de straattaxi’s. De klassieke taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur worden dus samengebracht binnen een eengemaakte taxisector. De basisvereisten zullen voor alle chauffeurs en exploitanten dezelfde zijn, maar de Brusselse taxidiensten zullen voortaan worden onderverdeeld in drie categorieën:

  1. Standplaatstaxi’s

Dit zijn taxi’s die visueel herkenbaar zijn en tegen een vast tarief op een voorbehouden standplaats langs de openbare weg genomen kunnen worden.

  1. Straattaxi’s

Deze taxi’s dienen vooraf gereserveerd te worden via een erkende reserveringstussenpersoon. Die tussenpersoon zal mogen werken met door het Gewest gereguleerde dynamische tarieven.

  1. Ceremoniële taxi’s

Ceremoniële taxi’s worden ingezet voor vervoer bij evenementen, zoals huwelijken of congressen. Deze taxidiensten moeten gereserveerd worden op basis van een vooraf opgestelde schriftelijke overeenkomst. Zij dienen tegen een reglementair tarief te worden verleend voor een op voorhand bepaalde duur van minstens drie achtereenvolgende uren.

In deze eengemaakte taxisector wordt het aantal toegelaten taxivoertuigen beperkt om zo een overaanbod van operatoren te vermijden en de kwaliteit en veiligheid van de dienstverlenging te blijven verzekeren. Zo kunnen er maximaal 1.425 standplaatstaxi’s een vergunning krijgen en is er slechts plaats voor 1.825 straattaxi’s, taxi’s die via platformen zoals Uber werken.

Vernieuwingen

De taxi-ordonnantie van 9 juni 2022 voorziet in tal van nieuwigheden:

  • meer taxi’s voor personen met beperkte mobiliteit;
  • meer elektrische voertuigen en voertuigen op waterstof;
  • het statuut van de chauffeurs wordt versterkt (zo kunnen zij voortaan zelf kiezen bij welk platform ze zich aansluiten en wordt het scholingstraject vereenvoudigd en aangepast);
  • de tarifering wordt afgestemd op de marktrealiteit en er geldt de verplichting om de prijs van een rit bekend te maken vóór de reservering, zodat klanten beter worden beschermd en de tarieven transparanter worden;
  • administratieve vereenvoudiging tussen Brussel Mobiliteit en de mensen die actief zijn in de taxisector;
  • reserveringstussenpersonen (platform, telefooncentrale,…) moeten voortaan een erkenning krijgen om hun diensten te mogen aanbieden. Zij mogen enkel ritten toewijzen aan exploitanten en chauffeurs die een vergunning hebben om in Brussel te werken en mogen daarbij chauffeurs en exploitanten niet verplichten tot exclusieve samenwerking;
  • de nieuwe taxivergunningen mogen alleen nog maar worden uitgereikt aan natuurlijke personen en mogen niet meer worden overgedragen.

Besluit

Met de nieuwe en langverwachte taxi-ordonnantie werd de regelgeving voor de Brusselse taxisector grondig gemoderniseerd. Maar niet overal kon de nieuwe taxi-ordonnantie op begrip rekenen. Vertegenwoordigers van enkele beroepsverenigingen (Belgische taxifederatie (Febet), Ingoboka-Taxi, Elite Taxi en C.T.T., het Collectif des travailleurs du taxit du Collectif des Travailleurs du Taxis) kwamen op straat en hekelde opnieuw de werking van Uber. De nieuwe regelgeving zou hen bevoordelen via de vastgestelde tarieven, omdat die de gebruiker zouden aanzetten om voor een platform te kiezen.[6] Het is nog maar de vraag of de nieuwe taxi-ordonnantie dé oplossing is voor het jarenlange conflict binnen de Brusselse taxi-sector. Wordt vervolgd…

 

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected]  of 03 216 70 70.

 

[1] https://studio-legale.com/uberx-2-000-chauffeurs-op-straat-na-beslissing-hof-van-beroep-brussel/ ; https://www.jubel.be/uberx-2-000-chauffeurs-op-straat-na-beslissing-hof-van-beroep-brussel/

[2] 9 JUNI 2022 – Ordonnantie betreffende taxidiensten

[3]https://www.made-in.be/vlaams-brabant/taxi-ordonnantie-is-pas-goedgekeurd-of-brusselse-chauffeurs-komen-alweer-op-straat-tegen-uber-vriendelijke-hervorming/

[4]https://rudivervoort.brussels/news_/de-minister-president-is-blij-met-de-goedkeuring-van-de-ontwerpordonnantie-over-de-taxidiensten-door-het-brussels-parlement/?lang=nl

[5] 6 OKTOBER 2022 – Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten; 6 OKTOBER 2022 – Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de subcategorieën van taxidiensten en de quota en tarieven die erop van toepassing zijn.

[6] https://www.made-in.be/vlaams-brabant/taxi-ordonnantie-is-pas-goedgekeurd-of-brusselse-chauffeurs-komen-alweer-op-straat-tegen-uber-vriendelijke-hervorming/

UberX: 2.000 chauffeurs op straat na beslissing Hof van beroep Brussel?

Sinds 26 november 2021 kunnen zo’n 2.000 chauffeurs en nog veel meer passagiers geen gebruik meer maken van de app UberX. Dat heeft het Brussels hof van beroep beslist. Intussen werd een tijdelijke noodordonnantie goedgekeurd met het oog op een latere definitieve Brusselse taxihervorming zodat de Uber-chauffeurs, onder strikte voorwaarden, opnieuw kunnen opereren in de hoofdstad.

23 september 2015. De rechtbank van Koophandel te Brussel[1] legt in haar stakingsbevel een verbod op, op de applicatie UberPop omdat Uber met particulieren zou werken die tegen betaling personen vervoeren. Op die manier zou Uber oneerlijke concurrentie aandoen bij taxibedrijven, aangezien Uber-chauffeurs niet over een taxi-licentie zouden moeten beschikken. Per onrechtmatige rit via UberPop zou het bedrijf € 10.000 boete moeten betalen. Als reactie hierop ontstond UberX, een applicatie waarbij Uber voor haar diensten in de hoofdstad enkel nog maar samenwerkt met chauffeurs die over een zogenaamd VVB-vergunning beschikken, een vergunning om een voertuig met bestuurder te verhuren zoals bij limousinechauffeurs.[2]

Ook in Europa woedde de discussie over de kwalificatie van het platform Uber als vervoersbedrijf. Zoals reeds beschreven in ons vorig artikel: UBER – Vervoersbedrijf[3] besliste het Hof van Justitie in 2017[4] dat de dienstverlening van Uber gekwalificeerd moet worden als een vervoersdienst en niet als een dienst van informatiemaatschappij. Aanleiding was een prejudiciële vraag in een geschil tussen de Uber-chauffeurs en een beroepsvereniging van taxibestuurders van de stad Barcelona, omdat de Uber-chauffeurs reden zonder licentie wat een schending zou uitmaken van de Spaanse concurrentiewetgeving. Uber-chauffeurs moesten zich dan ook houden aan de Spaanse taxiregelgeving opdat zij geen daad van oneerlijke concurrentie zouden begaan.[5]

Terug in eigen land oordeelde de Franstalige ondernemingsrechtbank van Brussel op 16 januari 2019 dat het ‘taxibedrijf’ Uber voldeed aan de Brusselse wetgeving rond betaald personenvervoer. Uber zou als bemiddelaar fungeren zonder dat het taxidiensten zou aanbieden. Op basis van het vonnis mocht Uber haar diensten blijven aanbieden in Brussel, tot grote ergernis van Febet, Fédération Belge des Taxis. Deze laatste tekende dan ook beroep aan tegen het vonnis aangezien Uber-chauffeurs misbruik zouden maken van hun VVB-vergunning.[6]

Het is tegen dit beroep dat het Hof van beroep nu heeft beslist de beslissing om te keren en het stakinsgbevel van 2015 uit te breiden naar de applicatie UberX. Vanaf 26 november 2021 mag Uber haar diensten via UberX niet meer aanbieden op straffe van dwangsommen. Enkel de chauffeurs die over een taxivergunning beschikken zouden nog via UberX mogen werken.[7]

Ondertussen heeft de Brusselse regering op 10 december een tijdelijke noodordonnantie[8] goedgekeurd met het oog op een latere definitieve Brusselse taxihervorming. De tijdelijke regeling zal lopen tot de ordonnantie over de hervorming van taxisector in voege treedt dat een volwaardig uniek statuut voor het beroep moet vaststellen. Op die manier zullen de Uber-chauffeurs, onder strikte voorwaarden, opnieuw de baan op kunnen.

Zo mag er alleen worden gereden op basis van een exploitatievergunning die uiterlijk op 15 januari 2021 is aangevraagd en zullen de chauffeurs onder meer moeten bewijzen dat ze gemiddeld meer dan 20 uur per week hun diensten aanbieden. Ook zullen de ritten vooraf via een platform moeten worden besteld, het fysiek ronselen van klanten is verboden. Tot sloten mogen zij niet stationeren op de openbare weg of op de voorbehouden standplaatsen voor taxi’s.[9]

“Mijn regering heeft zeer hard gewerkt en we zijn tevreden dat we vandaag een tijdelijke oplossing kunnen voorstellen, waardoor het voor de chauffeurs die getroffen zijn door de beslissing van Uber mogelijk moet worden gemaakt om snel terug aan de slag te gaan. Dit voorstel respecteert de gerechtelijke uitspraken van de voorbije jaren over dit elektronische platform en effent tegelijk het pad voor de toekomstige ordonnantie die een volwaardig uniek statuut voor het beroep zal vaststellen. Daar ben ik zeer verheugd over,” aldus minister-president Rudi Vervoort.[10]

Maar nog geen drie weken later kiest de Brusselse regering voor een andere interpretatie van de tijdelijke noodordonnantie. Zo zouden chauffeurs met een Waalse of Vlaamse VBB-licentie niet langer mogen werken in de hoofdstad. Minister-president Rudi Vervoort dreigt er zelfs mee om de erkenning van Uber in te trekken als blijkt dat Uber doelbewust Vlaamse en Waalse chauffeurs in Brussel laat rijden. De Uber-saga lijkt daarmee nog niet tot op zijn einde gekomen.

Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected]  of 03 216 70 70.

[1]https://www.ie-forum.be/www.delex-backoffice.nl/uploads/file/IEFBE/IE-Forum_nl%20Voorz_%20NL%20Rechtbank%20van%20Koophandel%20Brussel%2023%20september%202015,%20IEFbe%201541%20(Uber%20BVBA%20tegen%20Taxi%20Radio%20Bruxellois).pdf

[2] https://www.standaard.be/cnt/dmf20211124_95747626

[3] https://www.studio-legale.be/uber-vervoersbedrijf/?lang=fr

[4] HvJ, Associacion Professioal Elite Taxi tegen UBER SYSTEMS SL, C-343/15, 20 décembre 2017

[5]Persbericht n°136/17 over Arrest C-434/15, beschikbaar op https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2017-12/cp170136fr.pdf

[6] https://www.standaard.be/cnt/dmf20210115_97444489

[7]https://www.tijd.be/ondernemen/transport/Geen-Uber-meer-in-Brussel-vanaf-vrijdagavond/10348707

[8]https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/noodordonnantie%20van%2010%20december%202021%20tot%20invoeging%20van%20een%20afwijkende%20overgangsregeling%20in%20de%20ordonnantie%20van%2027%20april%201995%20betreffende%20de%20taxidiensten%20en%20diensten%20voor%20het%20verhuren%20van%20voertuigen%20met%20chauffeur.pdf ; https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/verklarende%20nota.pdf

[9]https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl;https://www.gtl-taxi.be/8_0_0_0_0_NL_Nieuws_33496_1

[10] https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl

———————————————

UberX: 2.000 conducteurs à la rue suite à la décision de la Cour d’appel de Bruxelles?

Depuis le 26 novembre 2021, environ 2 000 chauffeurs et beaucoup plus de passagers ne pourront plus utiliser l’application UberX. Cette question a été tranchée par la Cour d’appel de Bruxelles. Entre-temps, une ordonnance réparatrice temporaire a été approuvée en vue d’une réforme ultérieure et définitive des taxis bruxellois, afin que les chauffeurs Uber, sous des conditions strictes, puissent à nouveau opérer dans la capitale.

23 septembre 2015. Dans son ordonnance de cessation, le Tribunal de l’entreprise néerlandophone de Bruxelles[1] imposait une interdiction de l’application UberPop car Uber travaillerait avec des particuliers qui transportent des personnes contre rémunération. Ce faisant, Uber ferait une concurrence déloyale aux compagnies de taxi, puisque les chauffeurs Uber ne seraient pas obligés de détenir une licence de taxi. Pour chaque trajet illégal via UberPop, la société devra payer une amende de 10 000 euros. En réaction à cette situation, Uber a lancé UberX, une application par laquelle Uber ne coopère qu’avec des chauffeurs qui possèdent une license LVC, un permis de louer un véhicule avec chauffeur, comme les chauffeurs de limousine.[2]

En Europe également, la discussion quant à la qualification de la plateforme Uber comme entreprise de transport a fait couler beaucoup d’encre. Comme déjà décrit dans notre article précédent : UBER – Entreprise de transport[3], la Cour de justice a décidé en 2017[4] que le service d’Uber devait être qualifié de service de transport et non de service de  la société de l’information. Cette décision a été motivée par une question préliminaire dans le cadre d’un litige opposant les chauffeurs Uber à une association professionnelle de chauffeurs de taxi de la ville de Barcelone, au motif que les chauffeurs Uber conduisaient sans licence, ce qui violerait le droit espagnol de la concurrence. Les chauffeurs Uber devaient donc se conformer à la réglementation espagnole sur les taxis afin de ne pas commettre un acte de concurrence déloyale.[5]

Chez nous, le 16 janvier 2019, le Tribunal de l’entreprise francophone de Bruxelles a jugé que la “société de taxis” Uber respectait la législation bruxelloise sur le transport payant de personnes. Uber agirait en tant qu’intermédiaire sans offrir de services de taxi. Sur la base de ce jugement, Uber a été autorisé à continuer à offrir ses services à Bruxelles, au grand dam de la FeBeT, Fédération Belge des Taxis. Cette dernière a donc fait appel du jugement, car les chauffeurs Uber abuseraient de leur licence LVC.[6]

C’est dans le cadre de cette procédure que la Cour d’appel a maintenant décidé de renverser cette décision et d’étendre l’ordonnance de cessation de 2015 à l’application UberX. Depuis le 26 novembre 2021 vers 18 heures, Uber n’est plus autorisé à proposer ses services par le biais d’UberX sous peine d’amendes. Seuls les chauffeurs titulaires d’une licence de taxi seraient encore autorisés à travailler via UberX.[7]

Entre-temps, le 10 décembre, le gouvernement bruxellois est parvenu à un accord sur une solution temporaire[8] en vue d’une réforme ultérieure et définitive des taxis bruxellois. Ce dispositif temporaire sera d’application jusqu’à l’entrée en vigueur de l’ordonnance sur la réforme du secteur des taxis, qui devrait établir un statut unique pour la profession. Ainsi, les chauffeurs Uber pourront reprendre la route dans des conditions strictes.

Par exemple, ils ne seront autorisés à conduire que sur la base d’un permis d’exploitation demandé au plus tard le 15 janvier 2021, et les conducteurs devront prouver, entre autres, qu’ils offrent leurs services plus de 20 heures par semaine en moyenne. Les trajets devront également être commandés à l’avance via une plateforme ; le démarchage physique des clients est interdit. Enfin, ils ne seront pas autorisés à se poster sur la voie publique ou aux stations de taxis réservées.[9]

“Mon gouvernement a travaillé très dur et nous sommes heureux de pouvoir proposer aujourd’hui une solution temporaire, qui devrait permettre aux chauffeurs affectés par la décision d’Uber de reprendre le travail rapidement. Cette proposition respecte les décisions de justice rendues ces dernières années sur cette plateforme électronique et ouvre en même temps la voie à la future ordonnance qui établira un statut unique propre à cette profession. J’en suis très heureux”, a déclaré le Premier ministre Rudi Vervoort.[10]

Mais moins de trois semaines plus tard, le gouvernement bruxellois a opté pour une interprétation différente de l’ordonnance réparatrice temporaire. Ainsi, les conducteurs possédant une licence LVC wallonne ou flamande ne seraient plus autorisés à travailler dans la capitale. Le ministre-président Rudi Vervoort menace même de retirer la licence d’Uber s’il s’avère qu’Uber autorise délibérément les chauffeurs flamands et wallons à conduire à Bruxelles. La saga Uber ne semble donc pas encore arrivée à son terme.

A suivre, sans aucun doute…

Si vous avez encore des questions après avoir lu cet article, n’hésitez pas à nous contacter via l’adresse email [email protected] ou par téléphone au 03 216 70 70.

[1]https://www.ie-forum.be/www.delex-backoffice.nl/uploads/file/IEFBE/IE-Forum_nl%20Voorz_%20NL%20Rechtbank%20van%20Koophandel%20Brussel%2023%20september%202015,%20IEFbe%201541%20(Uber%20BVBA%20tegen%20Taxi%20Radio%20Bruxellois).pdf

[2] https://www.standaard.be/cnt/dmf20211124_95747626

[3] https://www.studio-legale.be/uber-vervoersbedrijf/?lang=fr

[4] HvJ, Associacion Professioal Elite Taxi tegen UBER SYSTEMS SL, C-343/15, 20 décembre 2017

[5] Persbericht n°136/17 over Arrest C-434/15, beschikbaar op https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2017-12/cp170136fr.pdf

[6] https://www.standaard.be/cnt/dmf20210115_97444489

[7] https://www.tijd.be/ondernemen/transport/Geen-Uber-meer-in-Brussel-vanaf-vrijdagavond/10348707

[8]https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/noodordonnantie%20van%2010%20december%202021%20tot%20invoeging%20van%20een%20afwijkende%20overgangsregeling%20in%20de%20ordonnantie%20van%2027%20april%201995%20betreffende%20de%20taxidiensten%20en%20diensten%20voor%20het%20verhuren%20van%20voertuigen%20met%20chauffeur.pdf ; https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/verklarende%20nota.pdf

[9]https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl;https://www.gtl-taxi.be/8_0_0_0_0_NL_Nieuws_33496_1

[10] https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl

——————————–

UberX: 2.000 drivers without a job after the decision of the Court of Appeal of Brussels?

Since 26 November 2021, around 2.000 drivers and many more passengers will no longer be able to use the app UberX. This was decided by the Brussels Court of Appeal. In the meantime, a temporary emergency ordinance has been approved in view of a later definitive Brussels taxi reform so that the Uber drivers, under strict conditions, can once again operate in the capital.

 

September 23, 2015. In its order to cease, the Commercial Court of Brussels[1] imposes a ban on the application UberPop because Uber would work with private individuals who transport people for a fee. In doing so, Uber would be unfairly competing with taxi companies, as Uber drivers would not have to hold a taxi license. Per illegal ride via UberPop, the company would have to pay a fine of € 10,000. As a reaction, Uber launched UberX, an application whereby Uber only cooperates with drivers who possess a so-called VVB permit, a permit to rent out a vehicle with driver, like limousine drivers.[2]

Also in Europe, the qualification of the platform Uber as a transport company was subject to discussion. As already described in our previous article: UBER – Transport company[3], the Court of Justice decided in 2017[4] that Uber’s service should be qualified as a transport service and not as an information society service. This was prompted by a preliminary question in a dispute between Uber drivers and a professional association of taxi drivers in the city of Barcelona, on the grounds that Uber drivers were driving without a license, which would violate Spanish competition law. Uber drivers were therefore required to comply with Spanish taxi regulations to avoid committing an act of unfair competition.[5]

Back at home, on January 16, 2019, the French-speaking Commercial Court of Brussels ruled that the ’taxi company’ Uber complied with Brussels legislation on paid passenger transport. Uber would act as an intermediary without offering taxi services. Based on the ruling, Uber was allowed to continue offering its services in Brussels, much to the frustration of Febet, “Fédération Belge des Taxis”. The latter therefore filed an appeal against the judgment, since Uber drivers were said to be abusing their VVB licence.[6]

It is against this appeal that the Court of Appeal has now decided to reverse the decision and extend the 2015 order to cease to the UberX application. As of  November 26, 2021 around 6pm, Uber is no longer allowed to offer its services through UberX under penalty of fines. Only drivers with a taxi license would still be allowed to work via UberX.[7]

In the meantime, on  December 10, the Government of Brussels reached an agreement on a temporary solution[8] with a view to a later, definitive Brussels taxi reform. The temporary arrangement will run until the ordinance on the reform of the taxi sector comes into force, which should establish a fully-fledged unique status for the profession. In this way, the Uber drivers will be able to get back on the road under strict conditions.

For example, they will only be allowed to drive on the basis of an exploitation license applied for by January 15, 2021 at the latest, and drivers will have to prove, among other things, that they offer their services for more than 20 hours a week on average. Also, the rides will have to be ordered in advance via a platform, physical soliciting of customers is prohibited. Finally, they will not be allowed to station themselves on public roads or at the reserved taxi stands.[9]

“My government has worked very hard and we are pleased that today we can propose a temporary solution, which should make it possible for drivers affected by the Uber’s decision to return to work quickly. This proposal respects the court rulings of recent years on this electronic platform and at the same time paves the way for the future ordinance that will establish a fully-fledged unique status for the profession. I am very pleased about that,” said Minister President Rudi Vervoort.[10]

But less than three weeks later, the Brussels government has opted for a different interpretation of the temporary emergency ordinance. Thus, drivers with a Walloon or Flemish Uber licence would no longer be allowed to work in the capital. Minister-President Rudi Vervoort even threatens to withdraw the licence of Uber if it turns out that Uber deliberately allows Flemish and Walloon drivers to drive in Brussels. The Uber saga thus does not seem to have come to an end yet.

To be continued…

If you still have questions after reading this article, please do not hesitate to contact us by sending a mail to [email protected] or by calling: +32 (0) 3 216 70 70.

[1] https://www.ie-forum.be/www.delex-backoffice.nl/uploads/file/IEFBE/IE-Forum_nl%20Voorz_%20NL%20Rechtbank%20van%20Koophandel%20Brussel%2023%20september%202015,%20IEFbe%201541%20(Uber%20BVBA%20tegen%20Taxi%20Radio%20Bruxellois).pdf

[2] https://www.standaard.be/cnt/dmf20211124_95747626

[3] https://www.studio-legale.be/uber-vervoersbedrijf/?lang=fr

[4] HvJ, Associacion Professioal Elite Taxi tegen UBER SYSTEMS SL, C-343/15, 20 décembre 2017

[5] Persbericht n°136/17 over Arrest C-434/15, beschikbaar op https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2017-12/cp170136fr.pdf

[6] https://www.standaard.be/cnt/dmf20210115_97444489

[7] https://www.tijd.be/ondernemen/transport/Geen-Uber-meer-in-Brussel-vanaf-vrijdagavond/10348707

[8] https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/noodordonnantie%20van%2010%20december%202021%20tot%20invoeging%20van%20een%20afwijkende%20overgangsregeling%20in%20de%20ordonnantie%20van%2027%20april%201995%20betreffende%20de%20taxidiensten%20en%20diensten%20voor%20het%20verhuren%20van%20voertuigen%20met%20chauffeur.pdf ; https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/verklarende%20nota.pdf

[9] https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl;https://www.gtl-taxi.be/8_0_0_0_0_NL_Nieuws_33496_1

[10] https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl

—————————

2.000 Autofahrer auf der Straße nach dem Urteil des Brüsseler Berufungsgerichts?

Ab dem 26. November 2021 werden rund 2.000 Fahrer und viele weitere Fahrgäste die App UberX nicht mehr nutzen können. Dies wurde vom Brüsseler Appellationsgericht entschieden. In der Zwischenzeit wurde eine vorläufige Notverordnung im Hinblick auf eine spätere, endgültige Brüsseler Taxireform verabschiedet, so dass die Uber-Fahrer unter strengen Auflagen wieder in der Hauptstadt tätig sein können.

  1. September 2015. In seinem Streikbeschluss untersagt das Brüsseler Handelsgericht[1] die Anwendung UberPop, weil Uber mit Privatpersonen zusammenarbeiten würde, die Personen gegen eine Gebühr befördern. Damit würde Uber in einen unfairen Wettbewerb mit Taxiunternehmen treten, da die Uber-Fahrer keine Taxilizenz besitzen müssen. Für jede illegale Fahrt über UberPop müsste das Unternehmen ein Bußgeld von 10.000 Euro zahlen. Als Reaktion darauf führte Uber UberX ein, eine Anwendung, bei der Uber nur mit Fahrern zusammenarbeitet, die eine so genannte VVB-Genehmigung besitzen, eine Genehmigung zur Vermietung eines Fahrzeugs mit Fahrer, wie z. B. Limousinenfahrer.[2]

Auch in Europa tobte die Diskussion um die Qualifikation der Plattform Uber als Verkehrsunternehmen. Wie bereits in unserem vorherigen Artikel beschrieben: UBER – Verkehrsunternehmen[3], der Gerichtshof entschied 2017[4], dass der Dienst von Uber als Verkehrsdienst und nicht als Dienst der Informationsgesellschaft einzustufen ist. Anlass war eine Voranfrage in einem Streit zwischen Uber-Fahrern und einer Berufsvereinigung von Taxifahrern in der Stadt Barcelona mit der Begründung, dass Uber-Fahrer ohne Lizenz fahren, was gegen das spanische Wettbewerbsrecht verstoßen würde. Die Uber-Fahrer mussten daher die spanischen Taxivorschriften einhalten, um keinen unlauteren Wettbewerb zu begehen.[5]

Am 16. Januar 2019 entschied das französischsprachige Brüsseler Unternehmensgericht, dass das “Taxi-Unternehmen” Uber die Brüsseler Rechtsvorschriften zur entgeltlichen Personenbeförderung einhält. Uber würde als Vermittler fungieren, ohne Taxidienste anzubieten. Aufgrund des Urteils durfte Uber seine Dienste in Brüssel weiterhin anbieten, sehr zum Leidwesen von Febet, der Fédération Belge des Taxis. Letztere legte daher Berufung gegen das Urteil ein, da die Uber-Fahrer angeblich ihre VVB-Lizenz missbrauchen würden.[6]

Das Berufungsgericht hat nun beschlossen, die Entscheidung rückgängig zu machen und die Streikanordnung von 2015 auf die UberX-Anwendung auszuweiten. Ab dem 26. November 2021 um 18 Uhr darf Uber unter Androhung von Geldstrafen seine Dienste nicht mehr über UberX anbieten. Nur Fahrer mit einer Taxilizenz dürfen weiterhin über UberX arbeiten.[7]

In der Zwischenzeit einigte sich die Brüsseler Regierung am 10. Dezember auf eine Übergangslösung[8] im Hinblick auf eine spätere, endgültige Brüsseler Taxireform. Die Übergangsregelung gilt bis zum Inkrafttreten der Verordnung zur Reform des Taxigewerbes, mit der ein vollwertiges Alleinstellungsmerkmal für den Berufsstand geschaffen werden soll. Auf diese Weise können die Uber-Fahrer unter strengen Auflagen wieder auf die Straße gehen.

So dürfen sie nur noch mit einer bis spätestens 15. Januar 2021 beantragten Betriebserlaubnis fahren und müssen unter anderem nachweisen, dass sie ihre Dienste im Durchschnitt mehr als 20 Stunden pro Woche anbieten. Außerdem müssen die Fahrten im Voraus über eine Plattform bestellt werden, eine physische Ansprache der Kunden ist nicht zulässig. Schließlich dürfen sie sich nicht auf öffentlichen Straßen oder an reservierten Taxiständen aufhalten.[9]

“Meine Regierung hat sehr hart gearbeitet, und wir freuen uns, dass wir heute eine vorübergehende Lösung vorschlagen können, die es den von der Entscheidung von Uber betroffenen Fahrern ermöglichen sollte, schnell zur Arbeit zurückzukehren. Dieser Vorschlag trägt den Gerichtsurteilen der letzten Jahre zu dieser elektronischen Plattform Rechnung und ebnet gleichzeitig den Weg für die künftige Verordnung, mit der ein vollwertiges Alleinstellungsmerkmal für den Berufsstand geschaffen werden soll. Darüber bin ich sehr froh”, sagte Ministerpräsident Rudi Vervoort.[10]

Doch weniger als drei Wochen später hat sich die Brüsseler Regierung für eine andere Auslegung der befristeten Notverordnung entschieden. So dürfen Fahrer mit einem wallonischen oder flämischen VBB-Schein nicht mehr in der Hauptstadt arbeiten. Ministerpräsident Rudi Vervoort droht sogar damit, Uber die Lizenz zu entziehen, wenn sich herausstellt, dass Uber absichtlich flämische und wallonische Fahrer in Brüssel fahren lässt. Die Uber-Saga scheint also noch nicht zu Ende zu sein.

Ohne Zweifel wird es eine Fortsetzung geben…

Wenn Sie nach der Lektüre dieses Artikels noch Fragen haben, zögern Sie bitte nicht, uns über [email protected] oder 03 216 70 70 zu kontaktieren.

[1] https://www.ie-forum.be/www.delex-backoffice.nl/uploads/file/IEFBE/IE-Forum_nl%20Voorz_%20NL%20Rechtbank%20van%20Koophandel%20Brussel%2023%20september%202015,%20IEFbe%201541%20(Uber%20BVBA%20tegen%20Taxi%20Radio%20Bruxellois).pdf

[2] https://www.standaard.be/cnt/dmf20211124_95747626

[3] https://www.studio-legale.be/uber-vervoersbedrijf/?lang=fr

[4] HvJ, Associacion Professioal Elite Taxi tegen UBER SYSTEMS SL, C-343/15, 20 décembre 2017

[5] Persbericht n°136/17 over Arrest C-434/15, beschikbaar op https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2017-12/cp170136fr.pdf

[6] https://www.standaard.be/cnt/dmf20210115_97444489

[7] https://www.tijd.be/ondernemen/transport/Geen-Uber-meer-in-Brussel-vanaf-vrijdagavond/10348707

[8] https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/noodordonnantie%20van%2010%20december%202021%20tot%20invoeging%20van%20een%20afwijkende%20overgangsregeling%20in%20de%20ordonnantie%20van%2027%20april%201995%20betreffende%20de%20taxidiensten%20en%20diensten%20voor%20het%20verhuren%20van%20voertuigen%20met%20chauffeur.pdf ; https://mobilite-mobiliteit.brussels/sites/default/files/2021-12/verklarende%20nota.pdf

[9] https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl;https://www.gtl-taxi.be/8_0_0_0_0_NL_Nieuws_33496_1

[10] https://rudivervoort.brussels/portfolio-category/persbericht/?lang=nl

Inleiding

In het onderzoek rond de voetbalfraude, werd door het federaal parket en één van de verdachte makelaars een spijtoptantenregeling afgesloten. Maar wat wil dit nu concreet zeggen? Volgens de media gaat het om de allereerste spijtoptant in België, maar dit moet met een korrel zout genomen worden.

Want echt helemaal nieuw is het principe binnen het Belgisch strafrecht niet. Zo voorziet artikel 326 van het Belgisch strafwetboek bijvoorbeeld al in een strafuitsluiting voor een schuldige die in de planningsfase van een aanslag alles opbiecht bij de overheid. Ook in artikel 6 van de Drugswet is een strafuitsluiting of strafvermindering voorzien voor de daders die de identiteit meedelen van andere nog niet geïdentificeerde daders in een strafonderzoek.

Het is wel correct dat de spijtoptant pas bij wet van 22 juli 2018 als algemeen principe werd ingevoegd in het Belgische wetboek van Strafvordering. En dus niet meer her en der in het wetboek bij welbepaalde misdrijven. De nieuwe regels voorzien wel dat er enkel kan gebruik gemaakt worden voor de spijtoptantenregeling voor de zogezegde zwaardere criminele feiten, waarvoor ook bijvoorbeeld telefoontaps en inkijkoperaties mogelijk zijn.

Wat is een spijtoptant?

Een spijtoptant is een persoon die in ruil voor een lichtere bestraffing of een andere gunstmaatregel, belastende verklaringen aflegt over anderen en eventueel over zichzelf. Een principe dat het publiek uit de Amerikaanse films en series kent. Maar ook in Europa kennen de meeste landen een regeling voor spijtoptanten, zoals in Italië, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en het Verenigd Koningrijk.

Hoe en wanneer komt het tot stand?

Enkel het openbaar ministerie kan beslissen of de inzet van een spijtoptant noodzakelijk en wenselijk is en dit met het voorafgaand akkoord van de procureur-generaal.

Uit de betreffende wetsartikelen blijkt helaas niet hoe een spijtoptantschap kan geïnitieerd worden. De strikte lezing van de wet stelt dat het initiatief van het openbaar ministerie zou uitgaan, maar uiteraard zal het in de praktijk vooral de verdachte zelf zijn, met behulp van zijn advocaat, die deze mogelijkheid zal op tafel leggen bij de parketmagistraat.

Volgens de wet kan er gebruik gemaakt worden van een elke fase van de strafprocedure, zelfs na de definitieve bestraffing.

De voorwaarden voor de regeling

De spijtoptantenregeling is onderworpen aan het zogenaamde principe van de subsidiariteit. Dit wil zeggen dat het enkel kan worden toegepast wanneer het onderzoek dit vereist en indien de overige middelen van het onderzoek niet volstaan voor de waarheidsvinding. De regeling mag dus enkel gebruikt worden als zogenaamd laatste redmiddel. Het is dus niet de bedoeling dat de spijtoptant een aanvulling wordt op de klassieke onderzoeksmaatregelen, maar enkel bij uitzondering wordt aangewend. In deze verschilt het wezenlijk van wat we dagelijks zien in de Amerikaanse films, waarbij elke verdachte een deal lijkt voorgeschoteld te krijgen in ruil voor medewerking.

Hieruit volgt dat de onderzoeksmagistraat eerst alle voor handen zijnde onderzoeks­maatregelen moet aanwenden om een misdrijf uit te klaren, alvorens hij toegevingen kan gaan doen aan een verdachte. Pas als het onderzoek volledig strop zit, kan de procureur des Konings zijn toevlucht nemen tot de spijtoptant.

De formalisering van de regeling

Zodra er een akkoord wordt bereikt, wordt er een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen de spijtoptant en de bevoegde procureur des Konings. In dit zogenaamde ‘memorandum’ moeten minstens volgende gegevens uitdrukkelijk en nauwkeurig omschreven worden:

  • Identiteit van de spijtoptant en de identiteit van de advocaat die de spijtoptant bij het sluiten van het memorandum bijstaat (kan dus nooit anoniem)
  • De feiten waarover de spijtoptant zich bereid verklaart een getuigenis af te leggen
  • De toezeggingen aan de spijtoptant
  • De voorwaarden die in het kader van het akkoord eventueel aan de spijtoptant wordt opgelegd.

Het memorandum wordt opgenomen in het strafdossier en wordt niet afgeschermd van de andere verdachten in het onderzoek. De reden hiervoor is dat er anders een schending zou zijn van de rechten van verdediging van diegene waarover de spijtoptant informatie heeft gegeven. Zij hebben recht op tegenspraak, wat wil zeggen dat zij het recht hebben om te weten welke informatie er door wie gegeven werd in het strafdossier.

Alle partijen hebben ook het recht om te weten wat de spijtoptant in ruil voor zijn medewerking heeft gekregen. Zo kunnen zij, maar ook de correctionele rechter, in alle openheid beoordelen hoe de verklaringen tot stand zijn gekomen. Alle partijen moeten immers de mogelijkheid krijgen om de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de spijtoptant te betwisten.

Het is immers niet ondenkbaar dat een spijtoptant leugenachtige verklaringen aflegt enkel en alleen om zichzelf daarmee een gunst te bewijzen. Om die redenen is er een recht op tegenspraak, maar daarnaast mag de veroordeling van anderen niet uitsluitend gebaseerd worden op de enkele verklaring van een spijtoptant. Deze verklaring moet nadien gestaafd worden door ander objectief bewijsmateriaal. Het gaat dus om zogezegd ‘steunbewijs’, wat wil zeggen dat de enkele verklaring van een spijtoptant nooit voldoende kan zijn om tot een veroordeling te komen.

Welke toezeggingen zijn er mogelijk?

De procureur des Konings is bij elke toezegging gebonden aan het proportionaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat de toegeving in verhouding moet staan met wat de spijtoptant kan bijbrengen. Het toe te kennen voordeel moet steeds afgewogen worden tegen het gepleegde misdrijf en het eventuele aandeel van de spijtoptant hierin.

In de fase van de strafvordering

  • Het opleggen van een lagere straf
  • Het opleggen van een alternatieve straf of de eenvoudige schuldigverklaring

In de fase van de strafuitvoering

  • Gunstig advies in het kader van de strafuitvoering (voor voorwaardelijke invrijheidsstelling)
  • Toezegging van uitgaansvergunning of penitentiair verlof

In de fase van de detentie (voorhechtenis of strafuitvoering)

  • Plaatsing en overplaatsing naar een andere gevangenis

De wetgever heeft vanaf het begin duidelijk gemaakt dat het onmogelijk is om als ruil voor medewerking de opheffing van de voorlopige hechtenis of het gevangenschap te verkrijgen. Het spijtoptantschap zal dus nooit rechtstreeks kunnen leiden tot een onmiddellijke vrijlating.

De spijtoptant zal wel nog steeds de slachtoffers van zijn misdrijven moeten vergoeden. Meer zelfs, door het ondertekenen van het memorandum wordt er voor de spijtoptant een onweerlegbaar vermoeden van een burgerlijke fout vastgelegd. Dit wil zeggen dat hij door het aanvaarden van de regeling, zijn burgerlijke fout expliciet erkent en later op geen enkele manier meer kan betwisten.

Controle door de rechter

De correctionele rechter moet, voor de spijtoptanten die een regeling treffen in de fase van de strafvordering, het memorandum bekrachtigen. De rechter moet steeds een vervangende straf uitspreken, voor het geval de spijtoptant het memorandum niet zou nakomen.

Herroeping van de regeling

De wet voorziet dat de getroffen regeling herroepen kan (maar niet moet) worden in welbepaalde gevallen. De herroeping is mogelijk wanneer de verdachte het memorandum niet naleeft, niet de beloofde verklaringen aflegt, nadien nog nieuwe misdrijven pleegt, de slachtoffers niet vergoedt, de afgelegde verklaringen niet waarheidsgetrouw blijken te zijn of de strafvervolging bewust heeft willen dwarsbomen.

Besluit

De spijtoptantenregeling als vernieuwing bestempelen is de waarheid geweld aan doen. Het bestond reeds in zowat heel de Europa en zelfs al her en der in onze eigen strafwetgeving.

De echte vernieuwing is dat het in België nu eindelijk volledig juridisch werd uitgewerkt en meteen ook werd afgetoetst aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Zo is er voldoende nadruk gelegd op transparantie, het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces. Bovendien is er een, weliswaar beperkte, controle voorzien door een rechter.

De vraag met dergelijke nieuwigheden is niet zozeer of ze de juridische toets doorstaan, maar wel of ze de toets doorstaan van de publieke opinie. De wetgever heeft in de wetsartikelen alleszins een ongeziene controle ingebouwd op de procureur des Konings, door zowel de procureur-generaal, de federale procureur, als het Parlement. Dit geeft aan dat het om een politiek moeilijke beslissing ging en dat er voldoende paraplu’s werden ingebouwd voor moest het mislopen. De praktijk zal uitwijzen in welke mate de spijtoptant zijn plaats zal veroveren binnen het Belgische strafrecht.

 Moest u nog vragen hebben, aarzel niet om onze specialisten ter zake te contacteren:  [email protected]

Media Artikels Pers:
http://www.standaard.be/cnt/dmf20181120_03966770
https://www.demorgen.be/s/axf459550/MueKV
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/11/20/veljkovic/
https://www.hln.be/sport/voetbal/belgisch-voetbal/spelersmakelaar-en-spijtoptant-veljkovic-vrij-onder-strenge-voorwaarden-na-deal-met-gerecht-hij-gaat-alles-uit-de-doeken-doen~af459550/
http://www.gva.be/cnt/dmf20181120_03966771/spelersmakelaar-veljkovic-gaat-samenwerken-met-gerecht-in-onderzoek-naar-wanpraktijken-in-voetbal

Wij zijn geen nichekantoor, maar bieden een doorgedreven specialisatie aan in een heel aantal rechtsdomeinen. We begeleiden graag ondernemingen van A-Z.

Wij zoeken 3 nieuwe krachten om ons team te vervoegen. Er wordt steeds een brede opleiding aangeboden in het burgerlijk en handelsrecht, doch er zal bij de respectievelijke profielen nadruk worden gelegd op enkele van volgende rechtstakken :

  • aansprakelijkheidsrecht
  • WCO
  • vennootschapsrecht
  • bouwrecht
  • GDPR
  • faillissementen
  • (handels)huur
  • verzekeringsrecht
  • familiaal vermogensrecht
  • sociaal recht
  • verkeersrecht
  • administratief recht (omgevingsvergunningsdecreet)

 

 

Wij zoeken zeer gemotiveerde en enthousiaste werkkrachten, die klaar zijn voor de uitdagingen waar de moderne advocatuur momenteel voorstaat.

Wij verwachten van u een zelfstandige en initiatiefrijke werkhouding, met een goede juridische kennis, pragmatisch denkvermogen en oog voor detail.

We hechten veel belang aan talenkennis (Engels en Frans).

 

 

Wij bieden een zeer dynamische werkplek waar collegialiteit en teamspirit hoog in het vaandel worden gedragen.

U mag een correcte vergoeding en een degelijke opleiding verwachten, waarbij ruimte wordt gelaten om uw eigen dossiers te behandelen.

Contact :

 

Elke Willems

[email protected]

03/216.70.70

De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, ook wel de “Potpourri II-wet” genoemd, voert diverse aanpassingen door in het strafprocesrecht, en dit met het oog op een snellere en efficiëntere rechtsbedeling.

Middels een arrest dd. 21 december 2017 heeft het Grondwettelijk Hof evenwel geoordeeld dat enkele bepalingen van deze zgn. Potpourri II-wet ongrondwettig zijn. Dit is onder meer het geval voor de regels rond de hervorming van het Hof van Assisen.

De potpourri II-wet schafte met name de voorheen bestaande limitatieve lijst van misdaden die wegens verzachtende omstandigheden konden worden gecorrectionaliseerd af. Dit had als gevolg dat voortaan alle misdaden – ook de allerzwaarste – door de correctionele rechtbanken konden worden berecht, en niet meer – zoals vroeger – uitsluitend door het Hof van Assisen.

Minister van Justitie Koen Geens wilde met deze hervorming komaf maken met dure en tijdrovende assisenprocessen. Omwille van deze veralgemeende correctionaliseerbaarheid van misdaden heeft de wetgever simultaan ook de straffen die door de correctionele rechtbanken konden worden uitgesproken aanzienlijk verhoogd, met name tot veertig jaar i.p.v. de voorheen geldende grens van twintig jaar.

Art. 150 van de Grondwet schrijft echter voor dat alle criminele zaken door het Hof van Assisen moet worden behandeld. Dit artikel verplicht de wetgever m.a.w. om minstens de zwaarste misdrijven voor te behouden aan een volksjury. Door de wetswijziging konden echter alle misdaden onttrokken worden aan de rechter die de Grondwet toewijst.

Aangezien hierbij bovendien enkel het eerder subjectieve criterium van de ‘verzachtende omstandigheden’ wordt gehanteerd om te beslissen of een misdaad voor het Hof van Assisen dan wel voor de correctionele rechtbank wordt gebracht (en aldus de bevoegdheid van de rechtscolleges bepaalt), stelt het Grondwettelijk Hof dan ook zeer terecht dat de nieuwe regeling niet verzekert dat personen die zich in dezelfde toestand bevinden, volgens dezelfde regels inzake bevoegdheid en rechtspleging worden berecht, hetgeen het gelijkheidsbeginsel schendt.

Bovendien was het dus allesbehalve zeker dat deze ‘correctionalisering’ op basis van ‘verzachtende omstandigheden’ uiteindelijk in het voordeel van de beklaagde werkt, aangezien de correctionele rechtbank in bepaalde gevallen een hogere gevangenisstraf kan opleggen dan de minimale gevangenisstraf die het Hof van Assisen kan opleggen.

Het was hoogst merkwaardig te noemen dat wanneer men eerstens verzachtende omstandigheden moet aannemen om de zaak weg van assisen te houden, de uiteindelijke straf van de correctionele rechtbank toch hoger kan zijn dan wanneer men die zelfde zaak voor de jury van het Assisenhof brengt…

Het lijkt er inmiddels hoe langer hoe meer op dat ook deze Minister van Justitie er niet in zal slagen om dit laatste bastion van de hoogdemocratische ‘volksrechtspraak’ (een burger die beoordeeld wordt door een jury van zijn gelijken), de procedure voor het Hof van Assisen, af te schaffen.

Het zo veelvuldig aangekondigde wetsvoorstel rond de ‘Criminele Kamers’, waarmee het Kabinet van Justitie eerstens de vele criticasters van het de facto einde van de volksjury zoet trachtte te houden en vervolgens als antwoord bezigde op dit duidelijke terugfluiten door het Grondwettelijke Hof, zag inmiddels nog steeds het daglicht niet…

Indien u nog vragen heeft over dit artikel, aarzel dan zeker niet om onze specialisten te contacteren. Zij helpen u graag verder.

Christian CLEMENT

Sarah KLOECK

 

https://www.koengeens.be/news/2015/10/17/assisen-wordt-uitgedoofd
http://www.standaard.be/cnt/dmf20161007_02508140
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2017/12/02/voor-assisen-of-voor-de-correctionele-rechtbank–een-wereld-van-/
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2017/12/21/grondwettelijk-hof-vernietigt-assisenhervorming-/
https://nieuws.vtm.be/vtm-nieuws/binnenland/voor-lopende-zaken-verandert-er-niets
http://www.standaard.be/cnt/dmf20171221_03255615
http://www.knack.be/nieuws/belgie/grondwettelijk-hof-de-facto-afschaffing-van-assisen-is-een-schending-grondwet/article-normal-942547.htm
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20171221_03255625
Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!