Categorie: Huur

Wij zijn op zoek naar gemotiveerde en enthousiaste studenten rechten of rechtspraktijk die ons team van advocaten tijdelijk kunnen ondersteunen en versterken bij het onthaal en telefonie van ons kantoor.

Dit biedt je de gelegenheid om kennis te maken met het reilen en zeilen van een advocatenkantoor.

Wij bieden je een zeer dynamische werkplek waar collegialiteit en teamspirit hoog in het vaandel worden gedragen.

Contacteer ons voor meer informatie op
03 216 70 70 of
[email protected]

#werk #vacature #job #hiring #werkwerkwerk #student #studentrechten #rechtspraktijken #advocatenkantoor #dictaat #klantvriendelijk #fulltime #interim #ikzoekwerk #werken #antwerpen #wilrijk #antwerpenzuid #nieuwzuid #provincieantwerpen

De voormalige pachtwet van 1969[1] was aan vernieuwing toe. Zodoende werd in 2022 een voorstel van Vlaams pachtdecreet[2] ingediend. Dit voorstel kijkt naar de toekomst en creëert een billijk evenwicht tussen de rechten en plichten van eigenaars en pachters. Op 4 oktober 2023 werd het voorstel aangenomen door de Vlaamse regering en op 1 november 2023 is het nieuwe decreet in werking getreden. In dit artikel leest u alvast de drie belangrijkste vernieuwingen.

Wat is pacht?

Pacht is een bijzonder type huur van onroerende goederen (d.i. grond of vastgoed), doorgaans voor landbouwdoeleinden. Tot voor kort werd pacht geregeld door de pachtwet van 4 november 1969. Na ruim een halve eeuw komt de pachtwet evenwel niet langer tegemoet aan de huidige maatschappelijke noden.

Met de 6e staatshervorming van 2014 werd de bevoegdheid voor huur overgeheveld van het federale naar het gewestelijke niveau. In navolging van het Waalse Gewest[3], is er nu ook een gemoderniseerd Vlaams pachtdecreet.[4]

Belangrijkste vernieuwingen

  1. Schriftelijke overeenkomsten

De voornaamste vernieuwing is ongetwijfeld dat schriftelijke pachtovereenkomsten de norm worden. Onder de voormalige wet waren schriftelijke contracten ook reeds verplicht, maar werd miskenning van deze verplichting niet gesanctioneerd. Momenteel zijn veel pachtovereenkomsten bijgevolg nog steeds mondeling, wat zorgt voor veel onzekerheid bij zowel pachters als eigenaars.[5]

Nieuwe pachtovereenkomsten moeten schriftelijk worden opgesteld. Lopende mondelinge pachtovereenkomsten blijven geldig, maar moeten worden omgezet indien een partij erom vraagt. De Vlaamse regering zal modellen van pachtovereenkomsten ter beschikking stellen.

In tegenstelling tot de pachtwet, voorziet het Vlaams pachtdecreet wel in een sanctiemechanisme. Indien de pachter de omzetting weigert, kan de eigenaar zich na een formele ingebrekestelling van de pachter wenden tot de Vrederechter om de pacht te laten ontbinden. Indien de eigenaar na een formele ingebrekestelling de omzetting weigert, kan de pachter zich wenden tot de Vrederechter om de pacht te laten vernieuwen in zijn voordeel.[6]

Indien partijen instemmen met de omzetting naar een schriftelijke overeenkomst, doch er discussie ontstaat over de inhoud van de overeenkomst, vallen partijen terug op de gemeenrechtelijke bewijsregeling. De mondeling overeengekomen modaliteit en voorwaarden kunnen alsdan worden bewezen met alle middelen van recht (lees: ook vermoedens en getuigen).

  1. Uitbreiding opzegmogelijkheden eigenaar

Onder de voormalige pachtwet kon de eigenaar de pachtovereenkomst op verschillende manieren beëindigen om de verpachte goederen te gebruiken overeenkomstig hun eindbestemming, mits naleving van bepaalde voorwaarden. Zo kon de eigenaar onder meer overgaan tot opzegging indien de verpachte gronden bij aanvang van de pachtovereenkomst beschouwd moesten worden als bouwgronden en dit als zodanig werd opgenomen in de pachtovereenkomst.[7] Het Vlaams pachtdecreet bevestigt deze opzegmogelijkheden.

De opzeg na pensioen blijft ook behouden maar wordt enigszins gewijzigd. Hierbij kan de eigenaar de pachtovereenkomst opzeggen wanneer de pachter met pensioen gaat en geen opvolger aanduidt. Onder de voormalige pachtwet is de opzeg na pensioen louter een theoretische opzeg. De bewijslast dat de pachter met pensioen is rustte immers op de eigenaar. Bovendien kan de aanduiding van een opvolger enige tijd aanslepen.[8]

Het Vlaams pachtdecreet draait deze bewijslast om. Vanaf de wettelijke pensioenleeftijd moet de pachter op vraag van de eigenaar binnen 60 dagen aantonen dat hij nog geen pensioen geniet om de pacht te behouden. Indien er een opvolger werd aangeduid, moet deze in beginsel binnen 1 jaar de exploitatie verderzetten. De omkering van de bewijslast moet jongere landbouwers meer kansen geven om landbouwgrond te kunnen verwerven. Er werden evenwel verzachtingen ingebouwd in het decreet. Zo kan een rechter, afhankelijk van het geval en in bijzondere omstandigheden (bv. de pachter kampt met gezondheidsproblemen of de opvolger heeft zijn beroepsopleiding nog niet voltooid), de opzeg alsnog ongeldig verklaren.[9]

Daarnaast worden bijkomende opzegmogelijkheden voor de eigenaar ingebouwd.

Zo kan de eigenaar de pacht na 18 jaar opzeggen om het onroerend goed pachtvrij te vervreemden via hetzij verkoop hetzij schenking. Deze opzegmogelijkheid moet wel uitdrukkelijk zijn opgenomen in de pachtovereenkomst.[10] De eigenaar is dan verplicht om binnen 1 jaar het onroerend goed effectief te vervreemden.

Indien de eigenaar deze opzegmogelijkheid na 18 jaar niet benut, krijgt hij elke 9 jaar opnieuw die mogelijkheid.

Tevens wordt een opzegmogelijkheid ingevoerd voor particuliere eigenaars met oog op bebossing of natuurrealisatie. Voor lokale besturen was dergelijk opzeg al mogelijk in het kader van een opzegging voor doeleinden van het algemeen belang.[11] Hieraan worden evenwel strikte voorwaarden verbonden. Zo is de eigenaar onder meer verplicht de bebossing of natuur te realiseren binnen 3 jaar en deze minstens aan te houden gedurende 24 jaar. Indien de eigenaar hieraan niet voldoet, heeft de pachter recht op een schadevergoeding en mag deze terugkeren naar het onroerend goed.[12]

  1. Beperking voorkooprecht pachter

De pachter beschikt over een voorkooprecht in het geval de eigenaar het pachtgoed wil verkopen. Dit voorkooprecht werd ingevoerd met oog op de continuïteit van het gebruik van het pachtgoed.[13] Onder de voormalige pachtwet kon de pachter zijn voorkooprecht hetzij zelf uitoefenen en het goed kopen, hetzij overdragen aan een derde zonder dat de eigenaar zich daartegen kon verzetten.

Het Vlaams pachtdecreet voorziet meer zeggenschap voor de eigenaar in de situatie dat de pachter zijn voorkooprecht wenst over te dragen.

Indien de eigenaar zelf een kandidaat-koper vindt die bereid is om de huidige pachter nog minstens 18 jaar onder dezelfde voorwaarden te laten pachten, wordt deze kandidaat-koper een “veilige koper”.[14] De pachter kan zijn voorkooprecht dan niet langer overdragen aan een derde.[15]

Indien de kandidaat-koper van de eigenaar hiertoe niet bereid is, kan de pachter zijn voorkooprecht nog steeds overdragen aan een derde.

Vanuit het idee om meer kansen te creëren voor jonge landbouwers zullen gepensioneerde pachters bovendien niet langer een voorkooprecht genieten.[16]

Besluit

Onder de voormalige pachtwet werden pachters zeer goed beschermd, maar was het moeilijk voor jonge landbouwers om een pachtgoed te verkrijgen en stond de eigenaar vaak machteloos.

Het Vlaams pachtdecreet streeft naar meer evenwicht tussen pachter en eigenaar, zorgt voor meer grondmobiliteit en creëert meer kansen voor jonge landbouwers.

Het Vlaams pachtdecreet is in werking getreden op 1 november 2023 en is eveneens van toepassing op overeenkomsten gesloten vóór de datum van inwerkingtreding.

Voor meer informatie omtrent pacht, kan u het STUDIO LEGALE team contacteren via [email protected] of 03/216.70.70.

 

 

[1] Pachtwet 4 november 1969, BS 25 november 1969, 11.304.

[2] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1.

[3] Decreet W.Parl. van 2 mei 2019 tot wijziging van verscheidene wetgevingen inzake pacht, BS 8 november 2019, 104.322.

[4] V. GODART en F. ÖZSARLAK, “Het voorstel van Vlaams Pachtdecreet: eerste verkenning van het nieuwe Vlaamse landbouwschap”, Huur 2023/3, (115) 115.

[5] P. DE ROUCK, “Wat u moet weten over de gemoderniseerde pachtwet”, De Tijd, 19 november 2022, 48.

[6] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1, 7-8.

[7] Art. 6, § 1, 1° Pachtwet 4 november 1969, BS 25 november 1969, 11.304.

[8] P. DE ROUCK, “Wat u moet weten over de gemoderniseerde pachtwet”, De Tijd, 19 november 2022, 48; V. GODART en F. ÖZSARLAK, “Het voorstel van Vlaams Pachtdecreet: eerste verkenning van het nieuwe Vlaamse landbouwschap”, Huur 2023/3, (115) 134.

[9] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1, 12.

[10] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1, 11.

[11] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1, 11.

[12] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1, 46.

[13] V. GODART en F. ÖZSARLAK, “Het voorstel van Vlaams Pachtdecreet: eerste verkenning van het nieuwe Vlaamse landbouwschap”, Huur 2023/3, (115) 142.

[14] VILT (Vlaams infocentrum land- en tuinbouw), “Dit staat er in de nieuwe pachtwet”, 16 november 2022, https://vilt.be/nl/nieuws/dit-staat-er-in-de-nieuwe-pachtwet.

[15] Voorstel van decreet tot bepaling van de specifieke regels over de pacht, Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1475/1, 25-26.

[16] VILT (Vlaams infocentrum land- en tuinbouw), “Dit staat er in de nieuwe pachtwet”, 16 november 2022, https://vilt.be/nl/nieuws/dit-staat-er-in-de-nieuwe-pachtwet.

In Vlaanderen werd ingegrepen op de indexatie van huurprijzen middels het decreet van 3 oktober 2022 tot beperking van de indexatie van de huurprijzen om de gevolgen van de energiecrisis te verlichten.[1] Het decreet is van toepassing op woninghuurcontracten die in werking traden vóór 1 oktober 2022. Hiermee wil de Vlaamse wetgever enerzijds voor huurders betaalbaar wonen tijdens de energiecrisis garanderen en anderzijds verhuurders aanmoedigen de energetische prestaties van huurwoningen te verbeteren.[2]

Huurprijs en indexatie

Een huurprijs wordt op het ogenblik van ondertekening vastgesteld voor de volledige duurtijd van de huurovereenkomst. Vanaf de contractsluiting kan de verhuurder de huurprijs in principe niet meer eenzijdig wijzigen, hetzij onder strikte voorwaarden (bv. na bepaalde energiebesparende maatregelen).

De verhuurder heeft wel recht op jaarlijkse indexatie van de huurprijs, met name op de verjaardag van de aanvangsdatum van de huurovereenkomst (artikel 34 Vlaams Woninghuurdecreet). De huurprijsindexatie wordt niet automatisch doorgevoerd en is evenmin verplicht. Indien de verhuurder evenwel overgaat tot indexatie, is hij of zij gehouden aan volgende wettelijke formule:

(basishuurprijs x nieuw indexcijfer) / aanvangsindexcijfer

Verhuurders (en huurders) kunnen voor deze berekening gebruik maken van de huurcalculator van de Federale Overheid.

Gedifferentieerd stelsel vanaf 1 oktober 2022

De ingreep op de indexatie is van toepassing op huurovereenkomsten voor een hoofdverblijfplaats die in werking traden vóór 1 oktober 2022. Zowel overeenkomsten afgesloten vóór 1 januari 2019 (toepassingsgebied Woninghuurwet) als overeenkomsten afgesloten vanaf 1 januari 2019 (toepassingsgebied Vlaams Woninghuurdecreet) worden getroffen. Studentenhuurcontracten zijn uitgesloten van het toepassingsgebied.

Het Vlaams decreet tot beperking van de indexatie introduceert een gedifferentieerd stelsel van tijdelijke bevriezing van de indexatie van de huurprijzen. Gedurende 1 jaar is de mogelijkheid tot indexatie gekoppeld aan het energiepeil van de woning, weergegeven door het energieprestatiecertificaat of kortweg het EPC.[3]

Energiescore Energielabel Indexatie?
0 of minder dan 0 kWh/m² per jaar A+ Ja
Tussen 100 en 1 kWh/m² per jaar A Ja
Tussen 200 en 101 kWh/m² per jaar B Ja
Tussen 300 en 201 kWh/m² per jaar C Ja
Tussen 400 en 301 kWh/m² per jaar D Ja, gedurende 1 jaar slechts 50%
Tussen 500 en 401 kWh/m² per jaar E Nee, gedurende 1 jaar
Hoger dan 500 kWh/m² per jaar F Nee, gedurende 1 jaar
Onbekend Nee, gedurende 1 jaar

Na het Vlaams decreet tot beperking van de indexatie, volgde ook de Brusselse en Waalse regering met een initiatief tot beperking van de huurindexatie. Inhoudelijk bevatten de maatregelen van de drie gewesten evenwel kleine verschillen.

Correctie vanaf 1 oktober 2023

De eenjarige periode van beperkte indexatie is thans nagenoeg voorbij. Vanaf 1 oktober 2023 komt een correctie in plaats van de beperking. De wetgever wou vermijden dat de huurprijsindexatie na 1 jaar opnieuw ten volle zou spelen. Zodoende geldt voor de minst energiezuinige woningen een tweede maatregel vanaf 1 oktober 2023.

Voor woningen met energielabel A+, A, B of C verandert er niets. De huurprijs van dergelijke woningen mag nog steeds op de gangbare wijze worden geïndexeerd. Voor deze woningen verandert er met het decreet dus niets.

Voor woningen zonder gekend energielabel of met energielabel D, E of F is huurindexatie opnieuw toegestaan, doch mits toepassing van een correctiefactor.

De correctiefactor wordt berekend op basis van twee elementen:

  • Het gezondheidsindexcijfer dat het laatst kon worden toegepast bij een indexatie vóór 1 oktober 2022;
  • Het gezondheidsindexcijfer dat bij de eerstvolgende verjaardag van de huurovereenkomst van toepassing zou zijn.

Uiteraard moeten beide maatregelen – tijdelijke bevriezing indexatie en indexatie mits correctie – in samenhang worden gelezen. Een verzoek tot indexatie vanaf 1 oktober 2023 kan niet terugwerken met een periode van drie maanden, zoals in beginsel wel het geval is bij huurprijsindexatie. Gedurende de periode van 1 oktober 2022 tot en met 1 oktober 2023 geldt immers een verbod op indexatie.[4]

Controle

De overheid oefent toezicht uit op de naleving van de maatregel, maar het zijn voornamelijk de huurders zelf die de maatregel controleren. Een huurder die wordt geconfronteerd met een onrechtmatig doorgevoerde indexatie, zal simpelweg kunnen weigeren de hogere huurprijs te betalen en mag de ‘oude’ huurprijs blijven betalen.

Indien een verhuurder toch zou volharden en een procedure aanhangig zou maken bij de vrederechter, zal de vrederechter de vordering van de verhuurder afwijzen indien blijkt dat de huurindexatie niet correct werd toegepast.[5]

Verhuurders die de huurprijs willen indexeren, worden dan ook aangeraden het EPC toe te voegen aan de indexatiebrief.

Impact

In Vlaanderen zouden zo’n 100.000 huurwoningen een EPC-label hebben van E of F en zo’n 90.000 huurwoningen een EPC-label van D. Daarnaast beschikken ruim 100.000 huurwoningen nog niet over een EPC-label, hoewel dit in principe verplicht is sinds 2009. Uit deze cijfers blijkt dat zo’n 300.000 huurders van deze maatregel zullen genieten.[6]

Verhuurders worden alzo aangespoord om investeringen uit te voeren in de huurwoning. Zodra zij het energiepeil van de woning dermate verbeteren, kunnen zij opnieuw indexeren. De hogere woonkwaliteit komt huurders uiteraard ook ten goede.[7]

Er is evenwel reeds een positieve tendens vast te stellen wat betreft de energiezuinigheid van huurpanden. Zo is het aantal huurpanden met een EPC-label A sedert 2018 bijna verviervoudigd, namelijk van 6,5% naar 23%.[8]

Heeft U vragen of wenst U meer informatie over dit onderwerp? Neem gerust contact op met het Studio Legale team op 03 216 70 70 of via [email protected].

 

 

[1] Decreet van 3 oktober 2022 tot beperking van de indexatie van de huurprijzen om de gevolgen van de energiecrisis te lichten, BS 4 oktober 2022.

[2] Voorstel van decreet (S. SMEYERS e.a.) tot beperking van de indexatie van de huurprijzen om de gevolgen van de energiecrisis te verlichten, Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1427; X, Geen of beperkte indexering huurprijzen voor woningen met EPC-label D, E en F, Agentschap Wonen Vlaanderen, 3 oktober 2022, https://www.vlaanderen.be/agentschap-wonen-vlaanderen/nieuwsberichten/geen-of-beperkte-indexering-huurprijzen-voor-woningen-met-epc-label-d-e-en-f.

[3] X, EPC voor een residentiële eenheid, https://www.vlaanderen.be/epc-voor-een-residentiele-eenheid; X, Huurindexatie in Vlaanderen: decreet tot beperking van de indexatie van de huurprijzen om de gevolgen van de energiecrisis te verlichten, in voege sinds 1 oktober 2022, StatBel – België in cijfers, https://statbel.fgov.be/sites/default/files/files/documents/Consumptieprijzen/3.3%20Huurindexatie/Nota_decreet%201.10.2022%20NL.pdf.

[4] Voorstel van decreet (S. SMEYERS e.a.) tot beperking van de indexatie van de huurprijzen om de gevolgen van de energiecrisis te verlichten, Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1427.

[5] P. VAN MALDEGEM, 7 vragen over de niet-indexatie van de huurprijs, De Tijd, 3 oktober 2022, https://www.tijd.be/netto/analyse/vastgoed/7-vragen-over-de-niet-indexatie-van-de-huurprijs/10417621; X, Maatregelen huurindexatie van kracht sinds 1 oktober, CIB Vlaanderen, 3 oktober 2022, https://cib.be/actua/c9ace41e-84e1-48a7-8931-264d1a524601/maatregelen-huurindexatie-van-kracht-sinds-1-oktober.

[6] W. WINCKELMANS, Meer dan 100.000 huurders ontlopen indexering huur, De Standaard, 29 september 2022, https://www.standaard.be/cnt/dmf20220929_93954922.

[7] T. VANDROMME, Gedeeltelijke bevriezing van de huurindexatie voor niet-energiezuinige woningen, De Juristenkrant, nr. 455, 12 oktober 2022, 1 en 4.

[8] P. DE ROUCK, Stormloop op Vlaamse huurmarkt, De Tijd, 17 januari 2023, https://www.tijd.be/ondernemen/vastgoed/stormloop-op-vlaamse-huurmarkt/10440867; W. WINCKELMANS, Meer dan 100.000 huurders ontlopen indexering huur, De Standaard, 29 september 2022, https://www.standaard.be/cnt/dmf20220929_93954922.

Opgelet! Asbestattest verplicht vanaf 23 november 2022

Vanaf 23 november dit jaar moet een eigenaar in Vlaanderen bij de verkoop van zijn woning verplicht een asbestattest bezorgen aan de koper indien de woning dateert van vóór 2001.

Deze verplichting geldt in principe voor elke overdracht onder levenden met betrekking tot een eigendomsrecht – zoals iedere verkoop of schenking – of iedere vestiging of overdracht van een recht van vruchtgebruik, erfpacht, opstal of een zakelijk recht van gebruik.

Bovendien zal een verhuurder verplicht een kopie van het asbestattest moeten overmaken aan zijn (potentiële) huurders, indien het attest beschikbaar is.

Tegen 2032 zal echter elke eigenaar van een gebouw of woning ouder dan 2001 in het bezit moeten zijn van een asbestattest.

Het asbestattest geeft een overzicht van alle asbesthoudende materialen in het gebouw en bevat:

  • een beschrijving van het gebouw en welke materialen/gebouwonderdelen asbest bevatten
  • wat de staat is van het asbest
  • hoe het veilig kan worden verwijderd of beheerd[1]

Om het attest te kunnen verkrijgen, zal de eigenaar beroep moeten doen op een gecertificeerd asbestdeskundige die een asbestinventarisatie opmaakt van het gebouw. Het attest zal vermoedelijk tussen de 395 en 850 euro kosten, afhankelijk van de grootte van het gebouw.

In geval van een verkoop maakt de verkoper het attest over aan de koper voor de ondertekening van het compromis.

Hoewel het verwijderen van asbest steeds een gezonde keuze is, zijn er aan de inhoudelijke uitkomst van het attest geen specifieke verplichtingen verbonden. De asbesthoudende materialen moeten niet worden verwijderd.

De bedoeling van het asbestattest is in de eerste plaats om de koper of gebruiker te sensibiliseren. Ook kunnen zo de Vlaamse eigendommen met asbestaanwezigheid in kaart worden gebracht.

Bij verdere vragen kan U steeds contact opnemen met ons kantoor. Wij helpen U graag verder!

[1] J. CEENAEME, “[Kopen en verkopen] Vastgoed en bijkomende verplichtingen” in J., DAMBRE, M., VANDROMME, T., CEENAEME, J., DEFOOR, W., VANMUYSEN, J., CLABOTS, A., VANBIERVLIET, W., VANOPPEN, K., Vastgoedzakboekje, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2022, 158-160.

VANAF 1 JANUARI 2020: ROOKMELDERS VERPLICHT IN ELKE VLAAMSE WONING

Woningbranden eisen in Vlaanderen heel wat slachtoffers. Zo bleek uit een telling dat in 2016 maar liefst 46 mensen om het leven kwamen in woningbranden.1 Vlaanderen is hiermee één van de slechtst scorende regio’s van Europa. De brandveiligheid van de woningen in Vlaanderen dient dan ook te worden verbeterd.

Rookmelders kunnen hierbij van groot belang zijn. Rookmelders stoppen uiteraard geen brand, maar goed werkende rookmelders geven snel een waarschuwing zodat vluchten nog mogelijk is.
Vanaf 1 januari 2020 dienen alle woningen in Vlaanderen over voldoende rookmelders of een branddetectiesysteem beschikken.

Dit wordt ingevoerd door het decreet van 10 maart 2017 “houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat het verbeteren van de brandveiligheid door het algemeen invoeren van optische rookmelders voor woningen betreft”, BS 31 maart 2017.
Het decreet van 10 maart 2017 treedt in werking op 1 januari 2020 en voert een algemene verplichting voor het plaatsen van rookmelders in, door een verankering ervan in art. 5 van de Vlaamse Wooncode.

Aan artikel 5, §1, tweede lid van de Vlaams Wooncode, wordt volgende zin toegevoegd:
“Een woning moet uitgerust zijn met één of meer rookmelders geplaatst op de wijze bepaald door de Vlaamse Regering of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.”.

Indien U nog vragen hebt omtrent deze materie, aarzel niet om onze specialisten te contacteren. Zij helpen U graag verder.    www.studio-legale.be   [email protected]

1 De brandweer, “analyse fatale woningbranden”, 40, www.timrenders.be/images/ref_art_brandweermv557.pdf

—————————————————-

A PARTIR DU 1ER JANVIER 2020: DÉTECTEURS DE FUMÉE OBLIGATOIRES DANS CHAQUE HABITATION EN FLANDRE

 

Les incendies dans les habitations font beaucoup de victimes en Flandre. Par exemple, un décompte a montré que pas moins de 46 personnes sont mortes dans des incendies d’habitation en 2016[1].  Cela fait de la Flandre l’une des régions les plus mal notées d’Europe. La sécurité incendie des habitations en Flandre doit donc être améliorée.

Les détecteurs de fumée peuvent être d’un grand intérêt ici. Les détecteurs de fumée n’arrêtent évidemment pas les incendies, mais des détecteurs de fumée fonctionnant correctement donnent un avertissement rapide pour que la fuite soit toujours possible.

A partir du 1er janvier 2020, toutes les habitations en Flandre doivent être équipées de détecteurs de fumée ou d’un système de détection d’incendie en nombre suffisant.

Cela a été introduit par le décret du 10 mars 2017 «  modifiant le décret du 15 juillet 1997 contenant le code flamand du Logement, en ce qui concerne l’amélioration de la sécurité incendie par l’introduction générale des détecteurs de fumée optiques pour habitations », M.B, 31 mars 2017.

Le décret du 10 mars 2017 est entré en vigueur le 1er janvier 2020 et a introduit une obligation générale pour l’installation de détecteurs de fumée, en l’ancrant dans l’art. 5 du Code flamand du Logement.

À l’article 5, §1, deuxième alinéa du Code flamand du Logement est ajouté la phrase suivante :

«  Chaque obligation doit remplir les conditions en matière de sécurité d’incendie en ce compris les normes de sécurités spécifiques et complémentaires fixées par le Gouvernement flamand »

 Si vous avez encore des questions à ce sujet, n’hésitez pas à contacter nos spécialistes. Ils seront heureux de vous aider.    www.studio-legale.be   [email protected]

[1] De brandweer, “analyse fatale woningbranden”, 40, www.timrenders.be/images/ref_art_brandweermv557.pdf

———————————————-

STARTING 1 JANUARY 2020: SMOKE DETECTORS MANDATORY IN EVERY FLEMISH DWELLING

Domestic fires claim a lot of victims in Flanders. Research showed no less than 46 people died in house fires in 2016. This makes Flanders one of the worst scoring regions in Europe. That’s why Flanders needed to improve its fire safety of homes.

Smoke detectors can be of great importance in improving fire safety. Of course, smoke detectors do not prevent or stop fires, but properly functioning smoke detectors react quickly which makes it possible to escape the building on time.

Starting 1 January 2020, it is obligated to install sufficient smoke detectors or a fire detection system in all dwellings in Flanders.

This is introduced by the decree of 10 March 2017 “on the amendment of the decree of 15 July 1997 on the Flemish Housing Code as regards improving fire safety by the general introduction of optical smoke detectors for dwellings”, Official Gazette 31 March 2017.

The decree of 10 March 2017 entered into force on 1 January 2020 and introduces a general obligation for the installation of smoke detectors, by foreseeing it in article 5 of the Flemish Housing Code.

The following sentence is added to article 5, §1, second part of the Flemish Housing Code:

“A dwelling must be equipped with one or more smoke detectors installed in the manner determined by the Flemish Government or must have a fire detection system that has been inspected and certified by a recognised body”.

If you have any questions about this matter, do not hesitate to contact our specialists. They will be happy to help you.    www.studio-legale.be   [email protected]

Vlaams Woninghuurdecreet

Het Vlaams parlement keurde op 24 oktober 2018 het Vlaams Woninghuurdecreet definitief goed.

Het Vlaams Woninghuurdecreet is van toepassing op huurovereenkomsten voor een woning als hoofdverblijfplaats[1] en huurovereenkomsten voor studentenhuisvesting[2]. Voor de overige huurovereenkomsten blijft de oude regelgeving van toepassing.

De nieuwe bepalingen van het Vlaams Woninghuurdecreet zijn sinds 1 januari 2019 van toepassing.[3] Dit wil zeggen dat alle huurovereenkomsten gesloten voor een woning als hoofdverblijfplaats of studentenhuisvesting gelegen in het Vlaamse gewest, vanaf 1 januari 2019 onder deze nieuwe regelgeving vallen.

Het Vlaams Woninghuurdecreet is niet van toepassing op lopende huurovereenkomsten, waardoor nog ruime tijd beide regelgevingen naast elkaar zullen worden gebruikt. De datum van ondertekening is hiervoor bepalend.

We bespraken de huurovereenkomst voor een woning als hoofdverblijfplaats in onze vorige bijdrage. Deze bijdrage zal de huurovereenkomst voor studentenhuisvesting behandelen.

Studentenhuisvesting ?

Een ‘student’ betreft iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt of een schoolverlater die de wachtperiode doorloopt. Het gehuurde goed mag niet tot hoofdverblijf worden bestemd.[4]

Belangrijkste wijzigingen

Enkele belangrijke wijzigingen voor huurovereenkomsten voor studentenhuisvesting in het Vlaams Woninghuurdecreet zijn:

  • Uitzondering op verbod op overdracht/onderhuur[5]: een verhuurder zal thans verplicht zijn in te stemmen met overdracht of onderhuur aan een andere student als de huurder deelneemt aan een studie-uitwisselingsprogramma of een stage volbrengt.
    Een weigering om gegronde redenen blijft nog wel mogelijk.
  • De huurprijs moet alle kosten en lasten bevatten[6] dit met uitzondering van het verbruik van energie, water en telecommunicatie (wel bijvoorbeeld kosten onderhoud gemeenschappelijke delen, jaarlijks onderhoud lift etc.).
  • Huurwaarborg[7]: De huurwaarborg mag maximaal twee maanden huurgelden bedragen en dient maximaal twee maanden voor de start van de studentenhuurovereenkomst te worden verstrekt.De huurwaarborg dient te worden gestort op een geblokkeerde rekening, een rekening bij een zakelijke zekerheidsstelling of op rekening van de verhuurder.De huurwaarborg dient te worden terug gegeven binnen drie maanden na verlaten van het pand.
  • Onderhouds- en herstellingsplicht[8]: In praktijk leidt de onderhouds- en herstellingsplicht vaak tot discussie tussen student en verhuurder gezien het voor interpretatie vatbaar is wat men onder ‘een kleine herstelling’ diende te verstaan. Om hieraan een einde te maken, stelde de Vlaamse regering een lijst op van deze kleine herstellingen: Bijlage 4: Lijst van kleine herstellingen als vermeld in artikel 7.
  • Verbod op stilzwijgende verlening[9] De huurovereenkomst zal eindigen na verloop van de in de overeenkomst vermelde duur en dient niet uitdrukkelijk te worden opgezegd door de student of de verhuurder. Indien partijen de huurovereenkomst toch willen verder zetten, dienen zij een nieuwe huurovereenkomst te sluiten. Opgelet!
  • Einde huur[10]:
  1. de huurovereenkomst kan worden opgezegd voor inwerkingtreding van de huurovereenkomst.Indien de huurovereenkomst wordt opgezegd binnen twee maanden voor aanvang van de huurovereenkomst, is een opzegvergoeding van 2 maanden huurgelden verschuldigd.! Dit is zeer opmerkelijk, dit heeft namelijk tot gevolg dat een studentenhuurovereenkomst dewelke normaliter in september zou ingaan, nog kan worden opgezegd tot de voorafgaande maand juni zonder dat een opzegvergoeding verschuldigd is. Hierdoor zal de verhuurder mogelijks op zeer korte termijn op zoek dienen te gaan naar een nieuwe huurder.
  1. Einde van de huurovereenkomst bij het einde van de studie.Indien de opzegtermijn van twee maanden wordt nageleefd, is geen schadevergoeding verschuldigd.
  1. Overlijden van één van de ouders of een andere persoon die instaat voor het onderhoud van de huurder.
    Indien de opzegtermijn van twee maanden wordt nageleefd, is geen schadevergoeding verschuldigd.
  1. Overlijden van de huurder. de studentenhuurovereenkomst zal van rechtswege worden ontbonden.

Indien U meer informatie wenst omtrent de nieuwe huurwetgeving, kan U steeds contact opnemen met een van onze advocaten.

 

Lees ook onze vorige update over de belangrijkste wijzigingen voor huurovereenkomsten voor een woning als hoofdverblijfplaats in het Vlaams Woninghuurdecreet.

[1] Titel II Decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, (hierna: Vlaams Woninghuurdecreet)

[2] Titel III Vlaams Woninghuurdecreet

[3] Met uitzondering van de regels aangaande de huurwaarborg, dewelke later in werking zullen treden.

[4] Art. 54 lid 2 Vlaams Woninghuurdecreet

[5] Art. 60 Vlaams Woninghuurdecreet

[6] Art. 61 Vlaams Woninghuurdecreet

[7] Art. 63 Vlaams Woninghuurdecreet

[8] Art. 58 Vlaams Woninghuurdecreet

[9] Art. 64 Vlaams Woninghuurdecreet

[10] Art. 65 Vlaams Woninghuurdecreet

————————————————

Le décret flamand sur les baux d’habitation

Le Parlement flamand a adopté définitivement le décret flamand sur les baux d’habitation le 24 octobre 2018.

Ce décret concerne les contrats de bail de résidence principale[1] et les contrats de location des logements étudiants.[2] L’ancienne réglementation reste applicable aux autres types de location.

Les nouvelles dispositions du Décret flamand des baux d’habitation sont en vigueur depuis le 1er janvier 2019.[3] Ce qui veut dire que les contrats de baux de résidence principale et de logement d’étudiant conclus depuis le 1er janvier 2019 sont soumis aux nouvelles dispositions.

Le Décret flamand sur les baux d’habitation n’est pas applicable aux contrats en cours, ce qui veut dire que les deux législations devront être utilisées en parallèle. La date de signature du contrat sera dans ce cas-ci déterminante.

Notre contribution précédente porte sur le contrat de bail de de résidence principale. La présente contribution porte sur les logements étudiants.

Logements étudiants ?

Il faut entendre par « étudiant » : chaque personne inscrite dans une institution qui offre un enseignement à temps plein ou à temps partiel. Le bien loué ne peut pas être l’habitation principale de l’étudiant.[4]

Changements importants

Quelques changements importants pour les contrats de location de logements étudiants dans le Décret flamand sur les baux d’habitation:

  • Exception d’interdiction de cession/sous-location[5]: le bailleur sera maintenant obligé d’accepter la cession ou la sous-location à un autre étudiant si le locataire participe à un programme d’échange ou à un stage.

Le bailleur peut toujours refuser pour une raison motivée.

  • Le loyer doit comprendre tous les frais[6], à l’exception de l’énergie, de l’eau et de la télécommunication (comme par exemple les frais d’entretien des parties communes, l’entretien annuel de l’ascenseur, etc.)
  • La garantie locative[7]: la garantie locative ne peut être supérieure à deux mois de loyer et doit être constituée maximum deux mois avant le début du contrat de location.La garantie locative devra être constituée sur un compte bloqué, sur un compte de sécurité sociale ou sur un compte au nom du bailleur.La garantie locative devra être récupérée par le locataire au plus tard trois mois après avoir quitté le logement.
  • Devoir d’entretien et de réparation[8]: En pratique, il y a souvent des discussions entre le bailleur et l’étudiant au sujet du devoir d’entretien et de réparation parce que le terme « petites réparations » est souvent sujet à interprétation. Pour mettre un terme aux discussions, le gouvernement flamand a dressé une liste des « petites réparations » : annexe 4 : Liste des petites réparations au sens de l’article 7.
  • Interdiction de la tacite reconduction[9]: le contrat de location prendra fin au terme de la période stipulée dans le contrat et ni le locataire ni le bailleur ne devra y mettre fin explicitement. Si une des parties souhaite prolonger la location, il devra conclure un nouveau contrat.Attention !
  • Fin du contrat[10]:
  1. Le contrat pourra être résilié avant son entrée en vigueur.Si le contrat est résilié dans les deux mois précédant  le début du contrat, une indemnité de deux mois sera due.! Remarque importante, car cela signifie qu’un contrat de location d’étudiant qui commencerait normalement en septembre peut encore être résilié jusqu’au mois de juin sans qu’aucun préavis ne soit due. Par conséquent, il se peut que le propriétaire doive chercher un nouveau locataire à très court délai.
  1. Fin du contrat à la fin des études.
    Si le terme de deux mois est respecté, aucune indemnité n’est due.
  1. Décès d’un des parents ou d’une des personnes responsable de l’entretien du locataire.
    Si le terme de deux mois est respecté, aucune indemnité n’est due.
  1. Décès du locataire : le contrat sera résilié de plein droit.

Si vous souhaitez plus d’information concernant les nouvelles réglementation en matière de location, n’hésitez pas à prendre contact avec l’un de nos avocats.

Lisez également nos précédentes contributions concernant les contrats de baux de résidence principale dans le Nouveau Décret flamand sur les baux d’habitation.

[1] Titre II du Décret du 9 novembre 2018 fixant les règles relatives à la location de biens ou de parties de biens destinés à l’habitation (ci-après : le Décret flamand sur les baux d’habitation)

[2] Titre III du décret flamand sur les baux d’habitation

[3] A l’exception des règles relatives à la garantie locative, qui restent d’application

[4] Art. 54 al.2 du Décret flamand sur les baux d’habitation

[5] Article 60 du Décret flamand sur les baux d’habitation

[6] Article 61 du Décret flamand sur les baux d’habitation

[7] Article 63 du Décret flamand sur les baux d’habitation

[8] Article 58 du Décret flamand sur les baux d’habitation

[9] Article 64 du Décret flamand sur les baux d’habitation

[10] Article 65 du décret Flamand sur les baux d’habitation

————————————————————————–

Vlaams Woninghuurdecreet

The Flemish parliament definitively approved the “Vlaams Woninghuurdecreet”on 24 October 2018.

The “Vlaams Woninghuurdecreet”applies to rental contracts for a house as primary residence[1] and rental contracts for student accommodation.[2]  The old regulations continue to apply to the other rental contracts

The new provisions of the “Vlaams Woninghuurdecreet” apply since 1 January 2019.[3] This means all rental contracts concluded for a house as a primary residence or student accommodation located in the Flemish Region will be subject to this new regulation starting from 1 January 2019.

The “Vlaams Woninghuurdecreet” doesn’t apply to ongoing rental agreements, which means both regulations will be used next to one another for a while. The date of signing is determinant in this respect.

We discussed the rental contract for a house as primary residence in our previous article. This article will discuss the rental contract for student accommodation.

Student accommodation?

 A ‘student’ refers to any person registered at an institution that offers full-time education or a school-leaver who completes the waiting period. The rented property may not be used as the primary residence.[4]

Most important changes

Some of the most important changes in the “Vlaams Woninghuurdecreet” concerning rental contracts for student accommodation are:

Some of the most important changes in the “Vlaams Woninghuurdecreet” concerning rental contracts for a house as primary residence are:

  • Exception to the prohibition of transfer/subletting[5]: a lessor will now be obliged to agree to transfer or subletting to another student if the tenant participates in a study exchange programme or completes an internship.
    A refusal for well-founded reasons (“gegronde redenen”) remains possible.
  • The rental fee must include all costs and charges[6] with the exception of the consumption of energy, water and telecommunications (for example, costs of maintenance of common parts, annual elevator maintenance, etc.).
  • Rental guarantee[7] : The rental guarantee may not exceed two months’ rent and must be provided up to two months before the start of the student rental agreement.
    The rental guarantee must be deposited into a blocked account, an account with a security deposit or the landlord’s account.
    The rental guarantee must be returned within three months of leaving the property.
  • Maintenance and repair obligation[8] : In practice, the maintenance and repair obligation often leads to discussion between the student and the lessor, as it is open to interpretation what is meant by a ‘minor repair’. To put an end to this, the Flemish government drew up a list of these small repairs: Annex 4: List of small repairs as mentioned in article 7. 
  • Prohibition of tacit renewal[9]: The rental agreement will end after the expiry of the term stated in the agreement and does not need to be explicitly terminated by the student or the lessor. If the parties nevertheless wish to continue the rental agreement, they must conclude a new rental agreement. Attention! 
  • End of the rent[10]:
  1. the rental agreement can be terminated before the rental agreement comes into effect.If the rental agreement is terminated within two months before commencement of the rental agreement, a termination fee of 2 months rent is due.! This is very remarkable, as it means that a student rental agreement which normally would start in September, can still be terminated until the previous month of June without a termination fee being due. As a result, the lessor may have to look for a new tenant at very short notice.
  1. End of the rental agreement at the end of the study.If the two-month notice period is observed, no compensation is due.
  1. Death of one of the parents or another person responsible for the maintenance of the tenant.If the two-month notice period is observed, no compensation is due.
  1. Death of the tenant. The student rental agreement will be terminated automatically.

If you would like more information about the new rental legislation, you can always contact one of our lawyers.

We also advise you to read our previous update about the most important changes for rental contracts concerning a house as primary residence in the “Vlaams Woninghuurdecreet”.

[1] Heading II of  Decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, (hereinafter: Vlaams Woninghuurdecreet)

[2] Heading III of the Vlaams Woninghuurdecreet

[3] With the exception of the rules concerning the rental guarantee, which will come into force later.

[4] Article 54.2 Vlaams Woninghuurdecreet

[5] Art. 60 Vlaams Woninghuurdecreet

[6] Art. 61 Vlaams Woninghuurdecreet

[7] Art. 63 Vlaams Woninghuurdecreet

[8] Art. 58 Vlaams Woninghuurdecreet

[9] Art. 64 Vlaams Woninghuurdecreet

[10] Art. 65 Vlaams Woninghuurdecreet

 
Het Vlaams Woninghuurdecreet in werking sinds 1 januari 2019
 
 
Vlaams Woninghuurdecreet
Het Vlaams parlement keurde op 24 oktober 2018 het Vlaams Woninghuurdecreet definitief goed.
 
Het Vlaams Woninghuurdecreet is van toepassing op huurovereenkomsten voor een woning als hoofdverblijfplaats[1] en huurovereenkomsten voor studentenhuisvesting[2]. Voor de overige huurovereenkomsten blijft de oude regelgeving van toepassing.
 
De nieuwe bepalingen van het Vlaams Woninghuurdecreet zijn sinds 1 januari 2019 van toepassing.[3] Dit wil zeggen dat alle huurovereenkomsten gesloten voor een woning als hoofdverblijfplaats of studentenhuisvesting gelegen in het Vlaamse gewest, vanaf 1 januari 2019 onder deze nieuwe regelgeving vallen.
 
Het Vlaams Woninghuurdecreet is niet van toepassing op lopende huurovereenkomsten, waardoor nog ruime tijd beide regelgevingen naast elkaar zullen worden gebruikt. De datum van ondertekening is hiervoor bepalend.
 
Woning als hoofdverblijfplaats?
Een woning is elk roerend of onroerend goed of een deel ervan (verschil met huidige regelgeving!) dat als hoofdverblijfplaats van de huurder is bestemd.
 
Onder ‘woning als hoofdverblijfplaats’ wordt verstaan: ‘een woning die de huurder, met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de verhuurder, vanaf de ingenottreding tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt’.
 
Belangrijkste wijzigingen?
Enkele belangrijke wijzigingen voor huurovereenkomsten voor een woning als hoofdverblijfplaats in het Vlaams Woninghuurdecreet zijn:
 

  • Bekendmaking en affichering[4]: Indien een goed bestemd is voor bewoning in de ruime betekenis dienen zowel de huurprijs als de kosten en lasten te worden vermeld.

De maximale boete hiervoor wordt verhoogd naar 350,00 euro en kan ook worden opgelegd aan een gevolmachtigde (vb. een vastgoedmakelaar)
 

  • Opeisbare gegevens van een kandidaat-huurder[5]: Als verhuurder mag je (enkel) de documenten opvragen die noodzakelijk zijn om na te gaan of de kandidaat-huurder aan zijn huurdersverplichtingen zal kunnen voldoen.

Het is dus niet toegelaten om gegevens over gezondheid of een strafrechtelijk verleden op te vragen gezien deze documenten niet vereist zijn om te kunnen nagaan of de huurder aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen.
 

  • Leveringsplicht en staat van het goed bij aanvang[6]: De verhuurder moet bij aanvang van de huurovereenkomst de woning in goede staat van onderhoud leveren. Het goed moet voldoen aan elementaire vereisten van art. 5 Vlaamse Wooncode. De federale woonkwaliteitseisen vallen dus weg.

Nieuw is dat er een conformiteitsattest van maximaal drie maanden oud aanwezig dient te zijn bij aanvang van de huurovereenkomst. Dit geldt als (weerlegbaar) vermoeden dat de woning voldeed aan de normen bij aanvang van de huurovereenkomst. Indien deze verplichting niet werd nageleefd, is nietigheid de sanctie.
 

  • Leveringsplicht en staat van het goed tijdens de huurovereenkomst[7]: De verhuurder heeft een onderhouds- en herstellingsplicht voor herstellingen nodig door ouderdom of overmacht. De huurder staat daarentegen in voor kleine herstellingen of herstellingen door oneigenlijk gebruik of door een gebrek aan onderhoud als een goede huisvader.

In praktijk leidde de onderhouds- en herstellingsplicht vaak tot discussie tussen huurder en verhuurder gezien het voor interpretatie vatbaar is wat men net onder een ‘een kleine herstelling’ diende te verstaan. Om hieraan een einde te maken, stelde de Vlaamse regering een lijst op van deze kleine herstellingen: Bijlage 4: Lijst van kleine herstellingen als vermeld in artikel 7.[8]
 

  • Dringende herstellingen[9]: Een huurder dient dringende herstellingen te gedogen, ongeacht de ongemakken die daardoor bij hem worden veroorzaakt. Als de herstellingen langer dan 30 dagen (i.p.v. 40 dagen) duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd waarvoor en van het gedeelte van het goed waarvan de huurder het genot heeft moeten derven.

 

  • Gebruik van het goed als goed huisvader[10]: Een huurder dient de woning te gebruiken als een goede huisvader. Nieuw is dat de huurder een meldingsplicht heeft en de verhuurder op de hoogte dient te brengen van herstellingen die nodig zijn en ten laste van de verhuurder vallen.

 

  • Herziening huurprijs[11]: Een gewone huurprijsherziening kan minnelijk of via de Vrederechter gebeuren. Nieuw is dat de huurprijs thans ook kan worden herzien bij energiebesparende investeringen. Deze herziening kan ten allen tijde minnelijk of via de Vrederechter indien de huurwaarde 10% is gestegen door energiebesparende investeringen. Hierbij mag geen rekening worden gehouden met verplichte energiebesparingen zoals vb. dakisolatie of dubbelglas.

 

  • Huurwaarborg[12]: De huurwaarborg zal gelijk kunnen zijn aan drie maanden huur (i.p.v. twee maanden). De huurder kiest zelf hoe hij aan de waarborgverplichting voldoet: via een geïndividualiseerde rekening bij een financiële instelling, via een zakelijke zekerheidsstelling bij een financiële instelling of via een bankwaarborg ten gevolge van een standaardcontract tussen het OCMW en de financiële instelling. De Vlaamse Regering legt een formulier vast waarmee de financiële instellingen ten aanzien van de verhuurders bevestigt dat de huurwaarborg toegekend is, ongeacht de manier waarop die waarborg werd gesteld.

 

  • De brand én waterschadeverzekering[13] worden verplicht voor de huurder én verhuurder. De huurder wordt vanaf 1 januari 2019 vermoed aansprakelijk te zijn niet meer alleen voor brand , maar ook voor waterschade. Dit impliceert dat hij zal moeten aantonen dat de schade buiten zijn fout is ontstaan. De nood aan een brandverzekering, waarin tevens een dekking voor huurdersaansprakelijkheid wordt opgenomen, voor de huurder is dus pertinent.

 

  • Tot slot is het vernieuwend dat het Vlaams woninghuurdecreet een heel hoofdstuk wijdt aan medehuur[14]

 
Indien U meer informatie wenst omtrent de nieuwe huurwetgeving, kan U steeds contact opnemen met een van onze advocaten.
 
Lees ook onze volgende update over de belangrijkste wijzigingen voor studentenhuisvesting in het Vlaams Woninghuurdecreet.
 
[1] Titel II Decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, (hierna: Vlaams Woninghuurdecreet)
[2] Titel III Vlaams Woninghuurdecreet
[3] Met uitzondering van de regels aangaande de huurwaarborg, dewelke later in werking zullen treden.
[4] Art. 4 Vlaams Woninghuurdecreet
[5] Art. 7 Vlaams Woninghuurdecreet
[6] Art. 12 Vlaams Woninghuurdecreet
[7] Art. 25 Vlaams Woninghuurdecreet
[8] Bijlage 4: Lijst van kleine herstellingen als vermeld in artikel 7
[9] Art. 27 Vlaams Woninghuurdecreet
[10] Art. 28 Vlaams Woninghuurdecreet
[11] Art. 35 Vlaams Woninghuurdecreet
[12] Art. 37 Vlaams Woninghuurdecreet
[13] Art. 29 Vlaams Woninghuurdecreet
[14] Hoofdstuk VI Vlaams Woninghuurdecreet
—————————————————————————
 
 
 
Le Décret flamand sur le bail d’habitation en vigueur depuis le 1er janvier 2019
 
 
Décret flamand sur le bail d’habitation 
 
Le 24 octobre 2018, le Parlement flamand a définitivement approuvé le Décret flamand sur le bail d’habitation.
 
Le Décret flamand sur le bail d’habitation s’applique aux contrats de location d’une habitation en tant que résidence principale[1] et aux contrats de locations de logements pour étudiants[2]. Pour les autres baux, l’ancienne réglementation continue de s’appliquer.
 
Les nouvelles dispositions du Décret flamand sur le bail d’habitation sont d’application depuis le 1er janvier 2019[3]. Cela signifie que tous les baux conclus pour une maison en tant que résidence principale ou logement étudiant située en Région flamande seront soumis à cette nouvelle réglementation à partir du 1er janvier 2019.
 
Le Décret flamand sur le bail d’habitation ne s’applique pas aux baux en cours, ce qui signifie que les deux réglementations continueront à être utilisés côte à côte pendant une longue période. La date de la signature est déterminante à cet égard.
 
Habitation en tant que résidence principale ?
 
Une habitation est tout bien meuble ou immeuble ou une partie de celui-ci (différent de la réglementation actuelle) qui est destiné à être la résidence principale du locataire.
 
Par « résidence principale », on entend : « une résidence que le locataire, avec l’accord explicite ou tacite du bailleur, affecte dès son entrée dans les lieux loués à la résidence principale ».
 
Changement les plus importants ?
 
Quelques modifications importantes pour les contrats d’habitation en tant que résidence principale dans le Décret flamand sur le bail d’habitation :
 

  • Publication et affichage[4]: Si un bien est destiné à l’habitation au sens large, le loyer ainsi que les frais et charges doivent être indiqués.

L’amende maximale peut être augmentée jusqu’à 350,00 € et peut également être infligée à un mandataire ( p. ex. un agent immobilier)
 

  • Données exigibles d’un candidat-preneur[5] :

En tant que bailleur, vous pouvez (uniquement) demander les documents nécessaires pour vérifier si le candidat-preneur pourra remplir ses obligations de preneur.
Il n’est donc pas permis de demander des informations sur la santé ou un passé criminel, car ces documents ne sont pas nécessaires pour vérifier si le locataire sera en mesure de remplir ses obligations.
 

  • Obligation de livraison et état du bien au commencement[6]: Le bailleur doit, au début du contrat de location, livrer le bien en bon état d’entretien. Le bien doit répondre aux exigences élémentaires de l’article 5 du code flamand du logement. Les exigences fédérales en matière de qualité de vie sont donc abolies. La nouveauté est qu’un certificat de conformité datant de moins de 3 mois doit être présent au début du contrat de location. Il s’agit d’une présomption (réfragable) que la maison répondait aux normes au début du contrat de bail. Si cette obligation n’a pas été respectée, la sanction est la nullité.

 

  • Obligation de livraison et état du bien pendant le contrat de location[7]: Le bailleur a une obligation d’entretien et de réparation pour les réparations requises par la vétusté ou la force majeure. Le locataire, par contre, est responsable des petites réparations ou des réparations dues à une mauvaise utilisation ou à un manque d’entretien comme bon père de famille.

Dans la pratique, l’obligation d’entretien et de réparation a souvent donné lieu à des discussions entre le locataire et le bailleur, car il est impossible d’interpréter ce que l’on entend par « petite réparation ». Pour y mettre fin, le gouvernement flamand a dressé une liste de ces petites réparations : Annexe 4 : Liste des petites réparations comme énoncé à l’article 7[8].
 

  • Réparations urgentes[9]:  Un locataire doit tolérer les réparations urgentes, quels que soient les inconvénients qui lui sont causés. Si les réparations durent plus de 30 jours (au lieu de 40 jours), le prix du loyer sera réduit en proportion du temps et de la partie du bien pour laquelle le locataire a perdu la jouissance.

 

  • Utilisation raisonnable du bien[10]: Le locataire doit utiliser le bien comme un bon père de famille. La nouveauté est que le locataire a une obligation de notification et le bailleur doit être tenu informé par le locataire des réparations nécessaires qui sont à la charge du bailleur.

 

  • Révision du loyer[11]: Une révision ordinaire du loyer peut se faire à l’amiable ou via le juge de paix. Une nouveauté est que le loyer peut désormais être révisé pour les investissements économiseurs d’énergie. Cette révision peut se faire à l’amiable ou par l’intermédiaire du juge de paix à tout moment si la valeur locative a augmenté de 10% en raison d’investissements économiseurs d’énergie. On ne peut pas tenir compte des investissements économiseurs d’énergie obligatoires comme l’isolation du toit ou le double vitrage.

 

  • Garantie locative[12]: La garantie locative sera égale à 3 mois de loyer (au lieu de deux mois). Le locataire choisit le mode d’exécution de l’obligation de garantie : via un compte individualisé auprès d’un établissement financier, via une sûreté réelle auprès d’un établissement financier, ou via une garantie bancaire résultant d’un contrat-type entre un CPAS et un établissement financier. Le Gouvernement flamand établit un formulaire par lequel les institutions financières confirment aux bailleurs que la garantie locative a été accordée, quelle que soit la manière dont cette garantie a été fournie.

 

  • L’assurance incendie et dégâts des eaux[13] sera obligatoire pour le locataire et le bailleur. A partir du 1er janvier 2019, le locataire est présumé responsable non seulement de l’incendie, mais aussi des dégâts des eau. Cela implique qu’il devra prouver que le dommage s’est produit en dehors de sa faute. La nécessité d’une assurance incendie, qui couvre également la responsabilité civile des locataires, est donc pertinente pour le locataire.

 

  • Enfin, il est novateur que le Décret flamand sur les loyers consacre un chapitre entier à la colocation[14].

 
Si vous souhaitez obtenir plus d’informations sur la nouvelle législation locative, vous pouvez toujours contacter l’un de nos avocats.
 
Lisez également notre prochaine mise à jour sur les changements les plus importants pour le logement étudiant dans le Décret flamand sur le bail d’habitation.
 
 [1] Titre II du Décret du 9 novembre 2018 contenant des dispositions relatives à la location de biens destinés à l’habitation ou de parties de ceux-ci (ci-après : Décret flamand sur le bail d’habitation)
[2] Titre III du Décret flamand sur le bail d’habitation)
[3] A l’exception des règles concernant la garantie locative, qui entreront en vigueur ultérieurement.
[4] Art. 4 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[5] Art. 7 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[6] Art. 12 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[7]  Art. 25 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[8] Annexe 4: Liste de petites réparations comme énoncé à l’article 7
[9] Art. 27 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[10] Art. 28 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[11] Art. 35 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[12] Art. 37 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[13] Art. 29 du Décret flamand sur le bail d’habitation
[14] Chapitre 4 du Décret flamand sur le bail d’habitation
—————————————————————————
 
The “Vlaams Woninghuurdecreet” in force  since 1 January 2019
 
 
Vlaams Woninghuurdecreet
The Flemish parliament definitely approved the “Vlaams Woninghuurdecreet”on 24 October 2018.
 
The “Vlaams Woninghuurdecreet”applies to rental contracts for a house as primary residence[1] and rental contracts for student accommodation.[2]  The old regulations continue to apply to the other rental contracts
 
The new provisions of the “Vlaams Woninghuurdecreet” apply since 1 January 2019.[3] This means all rental contracts concluded for a house as a primary residence or student accommodation located in the Flemish Region will be subject to this new regulation starting from 1 January 2019.
 
The “Vlaams Woninghuurdecreet” doesn’t apply to ongoing rental agreements, which means both regulations will be used next to one another for a while. The date of signing is determinant in this respect.
 
House as primary residence?
A house is any movable or immovable property or part thereof (different from current regulation!) that is intended to be the tenant’s primary residence.
 
House as primary residence” means: “a residence that the tenant, with the explicit or tacit consent of the lessor, designates from the taking possessing as his main residence’.
 
Most important changes?
Some of the most important changes in the “Vlaams Woninghuurdecreet” concerning rental contracts for a house as primary residence are:
 

  • Notification and posting[4]: If a property is intended for habitation in the broad sense, both the rental fee and the costs and charges must be stated.

The maximum fine for this is increased to 350.00 euro and can also be imposed on an authorised representative (e.g. a real estate agent).
 

  • Demandable data of a prospective tenant[5] : As a lessor, you are only allowed to request the documents necessary to check whether the prospective tenant will be able to meet his tenancy obligations.

It is therefore not allowed to request information about health or a criminal past, as these documents are not required to be able to verify whether the tenant will be able to meet his obligations.
 

  • Delivery obligation and condition of the property at the start[6]: The lessor is obliged to deliver the property in good condition at the start of the rental agreement. The property must meet the basic requirements of art. 5 Vlaamse Wooncode. The federal housing quality requirements will therefore no longer apply.

It is new that a certificate of conformity of maximum three months old must be present at the start of the rent contract. This applies as a (refutable) presumption that the house met the standards at the start of the rental contract. If this obligation was not complied with, it is sanctioned with nullity.
 

  • Delivery obligation and condition of the property during the rental agreement[7]: The lessor has a maintenance and repair obligation for repairs required by age or force majeure. The tenant, on the other hand, is responsible for minor repairs or repairs due to improper use or due to a lack of maintenance as a “prudent man”.

In practice, the maintenance and repair obligation often led to discussion between the tenant and the lessor, as it is open to interpretation what is meant by a ‘minor repair’. To put an end to this, the Flemish government drew up a list of these small repairs: Annex 4: List of small repairs as mentioned in article 7.[8]
 

  • Urgent repairs[9] : A tenant must tolerate urgent repairs, regardless of the inconveniences caused to him because of that. If the repairs last longer than 30 days (instead of 40 days), the rent will be reduced in proportion to the time for which and the part of the property for which the tenant has had to lose the enjoyment.

 

  • Use of the property as a prudent man (bonus pater familias)[10] : A tenant should use the property as a prudent man. It is new that the tenant has an obligation to report and inform the lessor of any repairs that are necessary and are at the lessor’s expense.

 

  • Rental fee review [11]: An ordinary rental fee review can be done amicably or through the “Vrederechter”. A new feature is that the rental fee can now also be reviewed in respect to energy-saving investments. This revision can be done amicably or via “Vrederechter” at any time if the rental value has increased by 10% due to energy-saving investments. This may not take into account mandatory energy savings such as roof isolation or double glazing.

 

  • Rent guarantee[12] : The rent guarantee shall be the equivalent of three months rent (instead of two months). The tenant chooses how to meet the guarantee obligation: via an individualised account at a financial institution, via a collateral with a financial institution or via a bank guarantee as a result of a standard contract between the OCMW and the financial institution. The Flemish Government shall establish a form by which the financial institutions shall confirm to the lessors that the rent guarantee has been granted, regardless of the way in which this guarantee has been provided.

 

  • Fire and water damage insurance[13] will become compulsory for both the tenant and the lessor. As from 1 January 2019  the tenant is suspected of being liable not only for fire, but also for water damage. This implies that he will have to prove  the damage occurred through no fault of his own. The need for a fire insurance, which also includes cover for tenant liability, is therefore crucial for the tenant.

 

  • Finally the Vlaams Woninghuurdecreet devotes a whole chapter to co-renting.[14]

 
If you would like more information about the new rental legislation, you can always contact one of our lawyers.
 
 
We also advise to read our next update about the most important changes for student accomodation in the “Vlaams Woninghuurdecreet”.
 
[1] Heading II of  Decreet van 9 november 2018 houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, (hereinafter: Vlaams Woninghuurdecreet)
[2] Heading III of the Vlaams Woninghuurdecreet
[3] With the exception of the rules concerning the rental guarantee, which will come into force later.
[4] Art. 4 Vlaams Woninghuurdecreet
[5] Art. 7 Vlaams Woninghuurdecreet
[6] Art. 12 Vlaams Woninghuurdecreet
[7] Art. 25 Vlaams Woninghuurdecreet
[8] Bijlage 4: Lijst van kleine herstellingen als vermeld in artikel 7
[9] Art. 27 Vlaams Woninghuurdecreet
[10] Art. 28 Vlaams Woninghuurdecreet
[11] Art. 35 Vlaams Woninghuurdecreet
[12] Art. 37 Vlaams Woninghuurdecreet
[13] Art. 29 Vlaams Woninghuurdecreet
[14] Chapter VI Vlaams Woninghuurdecreet

Wij zijn geen nichekantoor, maar bieden een doorgedreven specialisatie aan in een heel aantal rechtsdomeinen. We begeleiden graag ondernemingen van A-Z.

Wij zoeken 3 nieuwe krachten om ons team te vervoegen. Er wordt steeds een brede opleiding aangeboden in het burgerlijk en handelsrecht, doch er zal bij de respectievelijke profielen nadruk worden gelegd op enkele van volgende rechtstakken :

  • aansprakelijkheidsrecht
  • WCO
  • vennootschapsrecht
  • bouwrecht
  • GDPR
  • faillissementen
  • (handels)huur
  • verzekeringsrecht
  • familiaal vermogensrecht
  • sociaal recht
  • verkeersrecht
  • administratief recht (omgevingsvergunningsdecreet)

 

 

Wij zoeken zeer gemotiveerde en enthousiaste werkkrachten, die klaar zijn voor de uitdagingen waar de moderne advocatuur momenteel voorstaat.

Wij verwachten van u een zelfstandige en initiatiefrijke werkhouding, met een goede juridische kennis, pragmatisch denkvermogen en oog voor detail.

We hechten veel belang aan talenkennis (Engels en Frans).

 

 

Wij bieden een zeer dynamische werkplek waar collegialiteit en teamspirit hoog in het vaandel worden gedragen.

U mag een correcte vergoeding en een degelijke opleiding verwachten, waarbij ruimte wordt gelaten om uw eigen dossiers te behandelen.

Contact :

 

Elke Willems

[email protected]

03/216.70.70

Sinds de eerste pop up ‘The Ritual Expo’, die in 1999 doorging in Los Angeles (Amerika), is deze vorm van handel drijven in opmars. Sindsdien is www.govacant.be bij de pioniers voor wat betreft de organisatie van deze vernieuwde vorm van handel drijven. Dezer dagen zijn pop ups ook bij ons zéér populair en niet meer weg te denken uit het huidige straatbeeld. Zo bestaan er tegenwoordig niet alleen pop up bars, maar ook restaurants, winkels, shows,…

Voor de opstart van een pop up is het belangrijk om een (handels)pand te kunnen huren voor een korte duur. Tot op heden was daaromtrent geen juridische houvast. De huurregimes die tot voor kort bestonden zorgden niet voor een passende juridische oplossing. Huurovereenkomsten binnen de handelshuurwet voorzien immers geen mogelijkheid tot het (ver)huren op korte termijn, zijnde minder dan 1 jaar. Men zocht dan ook toevlucht o.a. tot de bezetting ter bede.[1]

Vanaf 1 september 2016 zal er in Vlaanderen een juridisch kader bestaan voor de verhuring van handelspanden voor een korte duur.[2] Het Decreet van 17 juni 2016[3] houdende huur van korte duur voor handel en ambacht zal vanaf die datum in werking treden. Het is niet van toepassing op lopende huurovereenkomsten. Deze regelgeving komt zowel de ondernemers, eigenaars van de handelspanden en de lokale besturen ten goede. Zo is zij mede in het leven geroepen om de leegstand van handelspanden te voorkomen en te helpen aan de revitalisatie van stadskernen.[4]

 

Voorwaarden

Om binnen het toepassingsgebied van dit nieuwe huurregime te vallen dient er aan een aantal voorwaarden te worden voldaan, namelijk:

 1.           er bestaat een overeenkomst tussen partijen voor een termijn die gelijk aan of korter is dan 1 jaar;

 2.           de huur heeft betrekking op een onroerend goed of een gedeelte van een onroerend goed;

 3.           het gehuurde goed wordt door de huurder in hoofdzaak gebruikt voor het uitoefenen van een kleinhandel of het bedrijf van de ambachtsman;

 4.           er is sprake van rechtstreeks contact tussen de huurder en het publiek;

 5.           huurovereenkomst heeft betrekking op een onroerend goed of een gedeelte van een onroerend goed dat is gelegen in het Vlaamse Gewest.

 

De duur en hernieuwing van de huur

De huurovereenkomsten die worden afgesloten in het licht van dit nieuwe decreet mogen slechts voor een maximale duur van 1 jaar. Bijgevolg eindigen deze van rechtswege op hun einddatum zonder dat de overeenkomst dient te worden opgezegd en zonder dat de huurder recht heeft op een huurhernieuwing. De huurder kan de huurovereenkomst ten allen tijde vroegtijdig beëindigen indien hij een maand van tevoren per aangetekend schrijven of per deurwaardersexploot opzegt.

Het principe van de huurhernieuwing zoals opgenomen in de handelshuurwet is niet van toepassing op dergelijke huurovereenkomsten. Doch is een verlenging mogelijk indien dit door partijen schriftelijk wordt bevestigd en onder dezelfde voorwaarden als de oorspronkelijke overeenkomst. De totale duur mag de periode van 1 jaar niet overschrijden. Indien de periode van 1 jaar toch zou worden overschreden dan valt de huurovereenkomst onder het toepassingsgebied van de handelshuurwet en wordt zij geacht te zijn afgesloten voor een periode van 9 jaar, dit te rekenen vanaf de startdatum van de aanvankelijke huurovereenkomst.

 

Huurprijs

Alle kosten worden geacht te zijn opgenomen in de huurprijs, dit met uitzondering van de nutsvoorzieningen.

 

Verbouwingen

Tenzij schritelijk anders overeengekomen heeft de huurder het recht om het gehuurde goed te verbouwen. De verhuurder dient steeds schriftelijk en voorafgaand in kennis worden gesteld. De kosten van de verbouwingen mogen de kosten van een jaar huur niet te boven gaan.

 

[1]Vred. Arendonk 18 juni 2013, RW  2013-2014, 993.

[2] T. VAN GREMBERGHE, “Vlaams Decreet creërt kader voor huur van pop-uplocaties”, Juristenkrant 2016, afl. 33, 6.

[3] Decreet van 17 juni 2016 houdende huur van korte duur voor handel en ambacht, BS 26 juli 2016; http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2016061722 (laatst geraadpleegd op 19-09-2016).

[4] Voorstel van decreet houdende huur van korte duur voor handel en ambacht, Parl. St. Kamer 2015-2016, nr. 598. https://www.vlaamsparlement.be/parlementaire-documenten/parlementaire-initiatieven/1022140 (laatste geraadpleegd op 19-09-2016).

 

Publicaties & medialinks:

https://www.facebook.com/Studio-Legale-140460979359015/?fref=ts

http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2016061722

https://www.vlaamsparlement.be/parlementaire-documenten/parlementaire-initiatieven/1022140

 

Wenst u meer informatie omtrent deze overeenkomsten, aarzel dan niet om ons

te contacteren. Wij helpen u graag verder.

Brand kan ontstaan door allerlei redenen: een constructiefout, een brandende sigaret, een kortsluiting… Bij brand in een gehuurd goed moet de oorsprong ervan goed onderzocht worden, aangezien dit van groot belang kan zijn om de aansprakelijkheid van de verhuurder en/of de huurder vast te stellen.

Enerzijds is de verhuurder vrijwaring verschuldigd aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al kende de verhuurder deze niet bij het aangaan van de huur. De verhuurder is verplicht de huurder schadeloos te stellen, indien de huurder door die gebreken enig verlies zou hebben geleden (art. 1721 BW). Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat er door een constructiefout aan de schouw brand ontstaat. Indien dit de enige oorzaak van de brand is, is de verhuurder geheel aansprakelijk voor de schade ontstaan door de brand.

Anderzijds is de huurder aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan (art. 1733 BW). Deze grond van aansprakelijkheid voor de huurder vloeit voort uit zijn teruggaveverplichting.[1]

Deze bepalingen sluiten echter niet uit dat de aansprakelijkheid tussen huurder en verhuurder verdeeld wordt, wanneer de brand van het gehuurde goed is ontstaan door zowel een fout van de huurder als een gebrek van het gehuurde goed, waarvoor de verhuurder vrijwaring verschuldigd is. Zo is bijvoorbeeld deels de verhuurder en deels de huurder aansprakelijk, indien de brand veroorzaakt werd door enerzijds een gebrekkige isolatie tussen haard en versieringsbalk en anderzijds “het intensief en ononderbroken vuur stoken als compensatie voor de afwezigheid van centrale verwarming en dat vuur ’s nachts onbewaakt laten doorbranden”.[2]

Deze redenering is omwille van twee juridische aspecten verdedigbaar. Vooreerst is volgens de equivalentieleer[3] bij samenloop van contractuele aansprakelijkheden, iedere fout die noodzakelijk was voor de totstandkoming van de schade, een oorzaak van de schade. Ieder die aansprakelijk is voor de schade moet dan ook een aandeel in de uiteindelijke schadelast dragen. Daarnaast is dergelijke verdeling van aansprakelijkheid verenigbaar met de omvang van de teruggaveplicht van de huurder. Zoals eerder vermeld, vloeit de aansprakelijkheid van de huurder voor brand voort uit diens teruggaveplicht, doch dit kan niet tot gevolg hebben dat de huurder gehouden is om een van oorsprong gebrekkig goed vrij van gebreken terug te geven.

Hier bestaan twee logische uitzonderingen op. Zo heeft de verhuurder geen vrijwaringsverplichting tegenover de huurder voor een gebrek in het goed dat duidelijk zichtbaar was.[4] De huurder wordt in deze omstandigheid immers geacht op de hoogte te zijn van de gebreken en het in die toestand te hebben aanvaard. Daarnaast is de verhuurder geen vrijwaring verschuldigd, indien de gebreken zijn ontstaan door de fout van de huurder, bijvoorbeeld ingevolge verbouwingswerken opgedragen door de huurder.[5]

Opgelet, vaak bevatten huurovereenkomsten clausules waarin de huurder en/of de verhuurder afstand van verhaal doet. Zo kan het zijn dat er een clausule is opgenomen in het huurcontract waarin u bijvoorbeeld als huurder afstand doet van uw recht om vergoeding te vorderen van de verhuurder voor bijvoorbeeld brand veroorzaakt door een onzichtbaar gebrek in het gehuurde goed (artikel 1721 BW).[6]

Tot slot, om het risico van brand te dekken, is het zowel voor de huurder als voor de verhuurder aangewezen om een brandverzekering te sluiten. In de meeste gevallen staan ook hieromtrent bepalingen in het huurcontract vermeld.

Het is dan ook van belang dat u steeds heel aandachtig uw huurcontract naleest. Bij enige twijfel over de inhoud van uw huurcontract of uw aansprakelijkheid bij brand in het verhuurde goed, raadpleegt u best één van onze specialisten ter zake.

[1] Cass. 21 januari 1999, Arr.Cass. 1999, 72.

[2] Cass. 6 november 2014, NjW 2015, 448, noot S. Guiliams.

[3] Cass. 29 januari 1988, Arr.Cass. 1987-88, 669.

[4] Cass. 26 februari 1988, RW 1989-90, 743; S. Guiliams, “Aansprakelijkheidsverdeling tussen huurder en verhuurder” (noot onder Cass. 6 november 2014), NjW 2015, (450) 451; M. Dambre, “Rechten en verbintenissen van de huurder” in M. Dambre, B. Hubeau en S. Stijns (eds.), Handboek algemeen huurrecht, Brugge, die Keure, 2015, (605) 610, nr. 265 en 612-613, nr. 267.

[5] S. Guiliams, “Aansprakelijkheidsverdeling tussen huurder en verhuurder” (noot onder Cass. 6 november 2014), NjW 2015, (450) 451.

[6] L. De Wilde en E. Lievens, “Huur en verzekeringen” in M. Dambre, B. Hubeau en S. Stijns (eds.), Handboek algemeen huurrecht, Brugge, die Keure, 2015, (240) 260-261, nr. 394.

Beschermt de Handelshuurwet de winkel-in-winkel ?

In de Handelshuurwet vinden we een aantal dwingende bepalingen om de huurder te beschermen. Dat is noodzakelijk om de continuïteit van een handelszaak te garanderen. Zo is er bijvoorbeeld de minimumduur van 9 jaar zodat de handelaar niet elk jaar op zoek hoeft te gaan naar een nieuwe locatie om zijn winkel uit te baten.

De Handelshuurwet is van rechtswege van toepassing. Er kan met andere woorden niet conventioneel van afgeweken worden. Bij een geschil zal de rechter dus moeten oordelen of de Handelshuurwet van toepassing is of niet en waarom. Er zijn 5 voorwaarden voor de toepassing van deze wet:

  1. een huurovereenkomst;
  2. m.b.t. een onroerend goed of een gedeelte ervan;
  3. dat gebruikt wordt voor het uitoefenen van een kleinhandel of voor het bedrijf van een ambachtsman die rechtstreeks in contact met het publiek staat;
  4. waarbij het goed in hoofdzaak daartoe bestemd is;
  5. welke bestemming stilzwijgend of uitdrukkelijk werd aangegaan bij het sluiten van de overeenkomst of in de loop ervan uitdrukkelijk werd aanvaard.[1]

Voor de winkel-in-winkel lijken deze voorwaarden op het eerste zicht vervuld.

Het Hof van Cassatie heeft evenwel in recent een Arrest van 20 maart 2014[2] beslist dat om van handelshuur te spreken, er moet bekeken worden of een winkel-in-winkel niet alleen in contact met het publiek staat, maar tevens in staat is haar eigen cliënteel op te bouwen afzonderlijk van de winkel waarin zij gesitueerd is.[3]

Besluit: Het hof van Cassatie bevestigt haar rechtspraak[4] dat de mogelijkheid tot het uitbouwen van een eigen cliënteel een bijkomende (niet letterlijk vermelde) voorwaarde is voor de toepasselijkheid van de Handelshuurwet.

Oplossing voor de huurder van een winkel-in-winkel: De Handelshuurwet kan wel conventioneel van toepassing verklaard worden.[5]

[1]Art. 1 wet 30 april 1951 handelshuurwet, B.S., 10 mei 1951.

[2]Cass. 20 maart 2014, C.12.0538.N/2, Lidl Belgium GmbH. & Co KG/Wajo BVBA, NJW 2014, 795, noot A. Coppens; TBO 2014, 204, noot K. Vanhove; www.cass.be.

[3]Coppens, A., “geen handelshuur zonder eigen cliënteel”, noot onder Cass. 20 maart 2014, C.12.0538.N/2, Lidl Belgium GmbH. & Co KG/Wajo BVBA, NJW 2014, 795.

[4]Cass. 2 maart 1989, AR 6216, Arr. Cass. 1988-89, 375.

[5]M. Dambre, “Handelshuur”, Die keure, Antwerpen, 2012,21, nr. 27.

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!